Column | Rutger Bregman bedenkt die sterke ideeën niet zelf

Rutger Bregman spoort ons in zijn jongste boek aan tot meer ‘morele ambitie’. Dat heeft hij geweten. Zijn opmerking in het programma Buitenhof dat Wim Pijbes beter granaten voor Oekraïne kon kopen dan kunst voor rijke mensen, schoot veel mensen in het verkeerde keelgat (ik druk me mild uit). Ook ik trek de morele ambitie van Rutger Bregman slecht. Dat zit hem niet zozeer in de algemene strekking van zijn betoog – doe goed waar je kunt en er kan een tandje bij, vind ik een mooie boodschap. Het zit in de gebrekkige bronvermelding, de evangelische schrijfstijl en de wijze waarop hij de boeddhistische monnik Matthieu Ricard belachelijk maakt.

Wat écht niet kan, en wat Bregman voortdurend doet, is het stelselmatig sterke ideeën lanceren alsof hij ze zelf heeft bedacht. Dat begint al bij de titel. Bregman is níet degene die ‘morele ambitie’ heeft bedacht. Toch vinden we nergens een omschrijving van of verwijzing naar het ontstaan van dit concept. De term werd gemunt door de antropoloog Omri Elisha. In 2011 publiceerde hij een onderzoek waarbij hij de term inzette om de werkwijze van evangelische activistische Amerikanen te typeren. Dan zijn er Bregmans aansporingen, zoals ‘Wees een goede voorouder’. Waar is de verwijzing naar Roman Krznaric, de filosoof die dit concept uitwerkte in het boek How to be a Good Ancestor? Dat Bregman zijn werk kent, is zeker, we stonden ooit samen met Krznaric te praten op een filosofiefestival.

Waarom vind ik dit soort verwijzingen belangrijk? Omdat dit precies de manier is waarop vondsten van vrouwen en migranten verdwijnen uit de wereldgeschiedenis. Een mooi voorbeeld is de casus waarover filosoof Donna Haraway onlangs een lezing hield in Rotterdam en waarvan de strekking deels in een interview in deze krant werd opgetekend: velen kennen James Lovelock, maar wie kent Lynn Margulis als oermoeder van de Gaia-hypothese?

Dan Matthieu Ricard. Bregman meldt dat deze man zestigduizend uur, oftewel 7.500 werkdagen, oftewel dertig voltijds arbeidsjaren heeft doorgebracht in zijn eigen hoofd: „Dertig jaar waarin hij niets deed voor een ander, dertig jaar waarin hij geen vinger uitstak om de wereld te verbeteren.” Pardon? Weet Bregman dan niet dat Ricard promoveerde op celdeling, tolk was bij de Dalai Lama en een boek over compassie schreef? Dat hij alle inkomsten van dat boek schenkt aan een ngo die zich inzet voor kansarme kinderen uit de Himalaya (Wikipedia!). Of, dat een van de effecten van mediteren of een boeddhistische levenshouding kan zijn dat je met meer compassie naar anderen gaat kijken? Behalve Ricard krijgen hele groepen van Bregman een soortgelijke neerbuigende tik op de vingers, nadat hij ze ook eerst tot een karikatuur heeft gemaakt: „De meeste mensen die de dertig zijn gepasseerd, veranderen nog maar zelden van koers. Wie eenmaal een labrador, een taartschep of een elektrische grasmaaier heeft, is doorgaans een verloren zaak.”

Aan het einde van zijn boek bereikt mijn ergernis een nieuw hoogtepunt als er een manifest volgt dat is gegoten in volmaakt evangelisch Anonieme Alcoholisten-proza, een 7-stappengelofte die je kunt afleggen: „Levenslust: We willen een rijk en veelzijdig leven leiden. Radicale compassie: We maken onze morele kring zo groot mogelijk.” Wie is ‘we’?

Ik heb flink wat uren moeten mediteren om de irritatie over de werkwijze van Bregman om te buigen naar compassie. Want ja, ook ik wil graag het goede voor de wereld en ja, ook ik houd me bezig met de vraag: hoe zorg je dat je in deze tijd open en zacht blijft, naar je zelf, de ander en de wereld? De uitdagingen op dit vlak zijn allerminst fictief. Sterker nog, zodra ik mijn huis uitstap, struikel ik over de arbeidsmigratieproblematiek, letterlijk, want bij mij in de straat liggen drie Oost-Europeanen buiten te slapen. Ik wil niet dat Amsterdam in Amerika verandert. En ik wil niet dat mensen zo moeten leven.

Zeker, op menselijk vlak kan je iets doen, (wat) geld geven, de weg naar het koffiehuis wijzen waar opvang is, een praatje maken, iemand zien, maar deze problematiek overstijgt individuele inspanningen: het gaat ook over politiek, over beleid.

In de kern begint het goede doen niet met een strenge morele tik op de vingers, maar met een opening van het hart. Zelf oefen ik compassie op een yogamatje maar dat hoeft niet per se hoor. Je kan bijvoorbeeld ook de mooie boeken van Roman Krznaric (Why Empathy Matters), Jane Goodall (Het boek van hoop) of natuurlijk Matthieu Ricard (Altruïsme) daarover lezen.

Stine Jensen is filosoof en schrijver. Ze schrijft om de week een column op deze plek.