Column | Publiek bezit

Marcel van Roosmalen

Arnhem had een avond rondom mijn columnbundel opgetuigd. In Luxor, misschien wel de mooiste muziekzaal van Nederland. Juist omdat ik er geboren ben, dragen ze me er ‘het succes’ nog net niet na. Ze vragen om een handtekening of een foto en waarschuwen tegelijkertijd dat je vooral niet naast je schoenen moet gaan lopen.

„Normaal blijven doen.”

„Niet denken dat je meer bent.”

Alles in de gebiedende wijs.

Het wordt er ook op prijs gesteld dat je de koper nadrukkelijk bedankt, want hij doet het toch maar, een boek van jou kopen.

„En nou moet ik dat ding zeker helemaal naar huis sjouwen”, zei een vrouw.

Ik las ook voor.

Net voor ik het boek opensloeg, werd er een zak met frituur naar voren doorgegeven. Ik rook meteen dat het bamiballen van automatiek Beursken uit Velp waren.

Goedbedoeld, maar ik kreeg niet meteen trek. Typisch Arnhems is: verontwaardigd doen dat je niet vlak voor het voordragen een bamibal eet.

Na afloop stond er een man van middelbare leeftijd voor me.

‘Jij kent mij nog wel.” – Nee. „Jawel, jij kent me nog.” – Nee, echt niet, sorry. En daarna denken dat je een grap maakt. „Jij kent me wel.” Als allerlaatste stonden drie mannen uit Velp voor mijn neus. Ze hadden net als de drie koningen cadeaus bij zich waar je weinig mee kon. Hun goud, wierook en mirre waren een verwassen VVO-shirt, drie flesjes VVO-bier en een boek ‘125 jaar VVO’.

VVO is de voetbalvereniging van Velp, ik speelde er als tienjarige ooit een half seizoen. Tien wedstrijden en een eigen goal waarvoor ik dusdanig ben uitgescholden dat ik meteen stopte met voetballen.

Ze hadden ook boek gekocht, er werd gedicteerd wat ik erin moest schrijven: ‘Schelp-schelp-schelp, ik kom uit Velp.’

Niets toegezegd, toch een verplichting aangegaan, het kan alleen in Arnhem

Ze kwamen niet alleen brengen, maar ook halen. Ik moest komen opdagen op een sponsoravond, het was geen vraag, maar een verplichting. „Of voel je je beter dan ons? Nee toch?”

Met een „fijn, dan brengen wij de middenstand op de hoogte”, namen ze afscheid.

Niets toegezegd, toch een verplichting aangegaan, het kan alleen in Arnhem. Toen ik me erover beklaagde bij iemand van de organisatie zei die: „Je hebt zelf gezegd dat je hier vandaan komt, dan ben je ook van hen.”

Zelf werkte hij al twintig jaar tegen zijn zin in een distributiecentrum.

„Hoe dan?”, vroeg ik.

Hij wist het niet.

„Gewoon.”

Het was troostend bedoeld.

Marcel van Roosmalen schrijft op deze plek een wisselcolumn met Ellen Deckwitz.