Column | Politiek talent kan niet zonder dienende partij

Sjoerd de Jong

Spectaculaire vacatures in politiek Den Haag, en niet alleen in het midden maar ook op de flanken. Na het „epifaan moment” van Rutte en het congé van Kaag en Hoekstra hebben nu ook Sylvana Simons (BIJ1) en Farid Azarkan (Denk) hun afscheid van de politiek bekendgemaakt.

Vooral het vertrek van Simons is zonde. Vanaf haar eerste dag ontpopte de oprichter van BIJ1 zich als een politiek talent van grote klasse: verbaal en inhoudelijk sterk, met een inbreng die gevestigde partijen confronteerde met hun blinde hoeken; zie de paternalistische reflex over haar ‘boosheid’. Haar harde, soms emotionele maar nooit onparlementaire interventies resoneerden binnen en buiten het parlement – en zorgden ook voor een ander epifaan moment van Rutte, over het Nederlandse slavernijverleden. Dat is niet gering.

Maar ook een gedreven eenling kan op den duur niet zonder partij die steunt en niet ondermijnt, energie geeft in plaats van slurpt, talent aantrekt maar niet afstoot – en die de zaken ook administratief een beetje op orde houdt. Die van Simons was liever bezig met onderlinge kinnesinne en anti-kapitalistische systeemkritiek dan met prozaïsch handwerk. Waarom ook niet? Het parlement is een „liberale babbelbox”, aldus BIJ1-filosoof Willem Schinkel, die vindt dat écht links niet zou moeten willen meeregeren. Gefeliciteerd.

Er is nóg een politiek toptalent dat lang door de woestijn doolde, dit keer met een haast messianistische belofte om zich heen: Pieter Omtzigt, in zijn eentje nu goed voor zesenveertig virtuele zetels. Dat wachten op Omtzigt, herrezen na de lijdensweg van ‘functie elders’ en een burn-out, heeft van hem de verdwenen imam gemaakt van de parlementaire democratie. Maak dat maar eens waar.

Zijn aantrekkingskracht zegt veel over Nederland, net als die van Fortuyn, op eenzelfde kantelmoment. Heroïsch en (bijna) eenzaam strijden tegen ‘ongekend onrecht’ is keiharde valuta op de kiezersmarkt, na jaren van wantrouwen tussen staat en burger en behoefte aan een nieuw democratisch contract met herstel van de ‘menselijke maat’.

Maar net als Simons moet ook Omtzigt het stellen zonder deugdelijke, verantwoordelijke partij-omgeving. Zij werd omringd door sektarische geesten die het te druk hadden met zichzelf, hij werd in de kou gezet door zijn eigen CDA en daarna belaagd door opportunisten die hopen te worden meegezogen door zijn electorale magnetisme.

De politieke partij, dat democratische vehikel van Max Weber, is geregeld doodverklaard, in de mediacratie regeren personalities. Het vooralsnog geslaagde samengaan van PvdA en GroenLinks, een kwestie van organisatie, wijst op het tegendeel. Zonder deugdelijk vehikel stagneert zelfs het parlementaire leven van politieke toptalenten.