Column | Politici en hun epifanieën

Column Jannetje Koelewijn hoorde Mark Rutte het woord ‘epifanie’ gebruiken, en vroeg zich af: waar komt dat ineens vandaan? Het deed haar denken aan Abraham Kuyper, ook ooit minister-president.


Kees van der Staaij van de SGP gaat dus te rade bij Guillaume Groen van Prinsterer (1801-1876) als hij belangrijke beslissingen moet nemen, zoals ja dan nee Kamerlid worden vijfentwintig jaar geleden, en ja dan nee stoppen misschien met de politiek. Dat laatste horen we eind augustus en Petra de Koning, die er dinsdag haar column over schreef, denkt dat het nee zal zijn.

De Bijbel en Gods wil moesten in alles leidend zijn, vond Groen, en zéker in het landsbestuur. Hij was de grondlegger van de christelijke politiek in Nederland en ook het grote voorbeeld van die andere invloedrijke christelijke politicus: Abraham Kuyper (1837-1920). Die richtte de Anti-Revolutionaire Partij op, een voorloper van het CDA, en was van 1901 tot 1905 minister-president. Hij was ook theoloog, predikant en kerkhervormer. De kerk, waarvan de leiding in de negentiende eeuw toenemend vrijzinnig werd, moest terug naar de beginselen zoals die in 1618 en 1619 door de Dordtse Synode waren vastgelegd. Orthodox gereformeerd.

Ik moest aan Abraham Kuyper denken toen Mark Rutte laatst op een zondag – zondag! – om een uur of elf zijn epifanie kreeg, het zich plotseling aan hem openbarende inzicht dat hij uit de Nederlandse politiek moest vertrekken. Zou hij aan God hebben gedacht? Abraham Kuyper liet zich op cruciale momenten leiden door epifanieën, met name bij besluiten over zijn loopbaan. Lees de schitterende biografie die de Utrechtse historicus Jeroen Koch over hem schreef, Abraham Kuyper.

De eerste epifanie kreeg Kuyper toen hij na zijn opleiding in Leiden behoorlijk in de kreukels lag. Hij was summa cum laude afgestudeerd in de theologie en de klassieke talen, en daarna gepromoveerd op een in het Latijn geschreven proefschrift over Calvijn en A Lasco. Om daarvan bij te komen moest hij maandenlang met koude kompressen op zijn voorhoofd in een donkere kamer liggen, en hij was pas vijfentwintig. Hij las de The Heir of Redclyffe, een in zijn tijd zeer populaire Engelse roman waarin een zekere Philip Morville na jaren gokken en drinken tot inkeer was gekomen. Kuyper vatte het op als een vingerwijzing Gods. Niet dat hij gokte of dronk, maar hij was wel te los geworden in zijn geloof, vond hij, te modern en vrijzinnig. Dat moest veranderen. Beter voor zijn carrière ook, want voor niet-moderne en niet-vrijzinnige dominees was er meer emplooi. Aan zijn verloofde, Johanna Schaaij, schreef hij: „Jo! je jongen heeft gehuild als een kind, heeft weer op zijn knietjes gelegen, om te bidden. […] Ik was te zelfgenoegzaam, te eerzuchtig, te egoïstisch, te weinig edel, te weinig kind van God.” Voor zijn hervonden nederigheid werd hij door God beloond, meende hij, met de opdracht om de kerk in Nederland van binnenuit te veranderen.

Jaren later, hij was predikant in Amsterdam, kreeg hij een beroep van het Friese dorp Oosthem. Of hij daar predikant wilde worden. Oosthem? Kuyper wilde net zijn eigen politieke partij oprichten en zijn eigen universiteit. Moest hij nu verhuizen naar dat gat? Was dat des HEEREN wil? Hij beval zijn vrouw om het huishouden, met zeven jonge kinderen, stil te leggen. De gordijnen van hun huis aan de Prins Hendrikkade gingen dicht en hij trok zich in zijn studeerkamer terug om te vasten en te bidden. En kijk, aan het eind van de middag werd hij „uit zijn bangen strijd” verlost en liet God hem weten dat Amsterdam hem nodig had.

Hoe groot en belangrijk kun je jezelf maken? Toch kost het me moeite om het zo op te schrijven. Ik ben met die God van Abraham Kuyper opgevoed en ik hoor mijn gestorven vader zeggen dat ik wel éérbied moet hebben – voor God, voor Kuyper, voor hemzelf, voor alle goed gereformeerde mannen eigenlijk. Nu wil ik best geloven dat Kuyper het meende met dat vasten en bidden, en dan van Hogerhand te horen krijgen wat hij moest doen. En dat Van der Staaij zich laat inspireren door Groen, en net als Groen door God, is ongetwijfeld waar. Maar Mark Rutte?

Hij is lid van de PKN, de Protestantse Kerk in Nederland, en zijn grootvader was ouderling in de Badkapel in Scheveningen. Een diepgelovig man, zei hij in december 2020 in een interview met Petrus, het magazine van de PKN. Ruttes ouders gingen nog regelmatig naar de kerk en zelf ging hij sporadisch. De Bijbel, zei hij, was voor hem een bron van normen en waarden, net als het humanisme en de Verlichting. Klinkt niet erg naar op zijn knietjes vallen en huilen als een kind bij grote wendingen in zijn leven. Dat hij het woord epifanie gebruikte voor die ingeving laatst op zondag lijkt me een vorm van atavisme. Iets van lang geleden dat plotseling oppopt.