Column | Poetin beidt zijn tijd

Voor president Vladimir Poetin mag het de normaalste zaak van de wereld zijn om verkiezingen in zijn eigen land te manipuleren, zijn rijke ervaring met electorale fraude weerhoudt hem er niet van om eerlijke verkiezingen elders op waarde te schatten. Het commentaar van de Russische regering op de Europese parlementsverkiezingen getuigde begin deze week in ieder geval van meer realiteitszin dan de eerste analyses in Brussel.

Terwijl Commissievoorzitter Ursula von der Leyen zich opgelucht toonde dat christen-democraten, sociaal-democraten en liberalen hun meerderheid hadden behouden, keek het Kremlin om een heel andere reden ook welgemoed vooruit naar de vergruizing van dat ‘midden’. Op de korte termijn moet Rusland zich geen illusies maken over een koerswending, erkende Kremlin-woordvoerder Peskov. Brussel blijft in de greep van een „pro-Europese en pro-Oekraïense meerderheid”. Maar tegelijkertijd „zien we met het blote oog ook een dynamiek die de populariteit van de rechtse partijen vergroot”, zei de spreekbuis van Poetin. Radicaal-rechts zal de pro-Europese partijen van Von der Leyens Mitte „op de hielen zitten”, aldus Peskov.

Die analyse klopt aardig. Rusland heeft sinds zondag niet alleen talrijke ijzers in het vuur gehouden maar er ook nieuwe bijgekregen. In noordoostelijk Europa, daar waar ze meer ervaring hebben met het aloude Russische imperiale expansionisme, zijn de vooruitzichten voor het Kremlin weliswaar wat minder positief. In Hongarije is Poetins superpion Viktor Orbán onder de 45 procent teruggedrongen, wat de voorbode kan zijn voor verdere onttakeling. Bovendien consolideert premier Tusk in Polen zijn positie en hebben poetinistisch-rechts en anti-Europees links in Scandinavië en Baltische landen weinig voet aan de grond gekregen. Maar elders doemen juist legio mogelijkheden voor het Kremlin op.

In Italië, dat tot voor de oorlog nog 43 procent van zijn aardgas uit Rusland betrok, hebben de Kremlinofiele regeringspartij Lega Nord en de Vijfsterrenbeweging het weliswaar afgelegd tegen de vooralsnog pro-Oekraïense premier Giorgia Meloni, maar met 20 procent van de stemmen zijn deze hele en halve bondgenoten van Moskou nog steeds een factor in Rome. De vraag is dus hoe lang Meloni (krap 30 procent) haar solidariteit met Oekraïne gestand kan doen. Binnenlandse macht is ook voor haar vermoedelijk belangrijker dan Europese eenheid.

In Berlijn en Parijs liggen er nog meer kansen voor Moskou. In Duitsland, dat tot 2022 voor 55 procent afhankelijk was van Russisch gas, heeft een kwart van de kiezers op een der drie openlijk pro-Russische partijen op de rechter- of linkerflank gestemd. De sociaal-democratische bondskanselier Olaf Scholz wankelt nu. Niet alleen oppositiepartij CDU/CSU, ook voormalig SPD-partijleider Sigmar Gabriel, representant van de Kremlinvleugel rondom ex-kanselier Schröder, heeft de positie van Scholz ter discussie gesteld.

In Frankrijk hebben radicaal-rechts (Marine Le Pen) én ultra-links (ex-trotskist Mélenchon plus ouderwetse communisten) samen tegen 45 procent van de stemmen gekregen. Le Pen mag sinds 2022 doen alsof ze haar bekomst heeft van Poetin, die haar partij in het eerste oorlogsjaar 2014 een lening van 9 miljoen euro liet verstrekken, haar anti-Europese koers behaagt het Kremlin meer dan dat haar quasi-kritische toon over de oorlog tegen Oekraïne zorgen baart.

Het Kremlin heeft heldere prioriteiten. De oorlog in Oekraïne is ook een oorlog tegen de Europese eenwording. In de woorden van de Russische missie bij de EU: „Het lot van het Europese project hangt af van de uitkomst van de speciale militaire operatie van Rusland.” De strategie van radicaal-rechts in Brussel – de EU „van binnenuit uithollen”, zoals PVV-leider Wilders die omschreef – spoort dus deels met die van Moskou. Poetin moet alleen nog wel afwachten of en hoe de ballen zijn kant op rollen.

Hubert Smeets is journalist en historicus. Hij schrijft om de week op deze plaats een column.