Column | Optimaal

Ellen Deckwitz

Soms keert een slechte gewoonte terug, het overkwam mij gisteren in de sportschool toen ik nietsvermoedend plaatsnam op de traploopmachine. Terwijl ik etage na etage wegtikte, dacht ik aan de rest van de oefeningen die ik nog wilde doen en vooral aan wat de beste volgorde zou zijn. Misschien was het verstandig om hierna te gaan fietsen, dat zou de onderrug losmaken, maar misschien was het ook juist goed om de armen, die er nu maar wat bij hingen, te trainen met gewichten.

Ik pakte Google erbij om te kijken wat volgens experts de beste volgorde was. Helaas verschilden de goeroes onderling van mening waardoor ik op mijn telefoon een bestandje aanmaakte om te turven welke sequentie de meeste aanbevelers had.

Ondertussen begonnen mijn benen toch wat zwaar te worden. Ik ontdekte dat ik al zoekende en tellende meer trappen had gelopen dan de Eiffeltoren rijk was. Eigenlijk was ik van plan om slechts tien minuten op dit apparaat door te brengen maar ik had er tot mijn schrik inmiddels al een half uur op zitten, wat betekende dat ik nu veel minder tijd overhad voor andere oefeningen en machines.

Wat was nu wijsheid? Pauze nemen en dan nog even roeien? Of toch meteen onder de douche? Weer Google erbij.

Een hele zoekactie en drie kwartier traplopen verder daagde het besef dat ik weer was vervallen in die oude gewoonte om alles zo optimaal mogelijk te willen doen.

Ooit deelde ik mijn dagen zo strak in dat zelfs een wereldkampioen Tetris onder de indruk zou zijn. En toen vond mijn broer een van mijn excelschema’s. „Wauw, heb je het druk?” vroeg hij terwijl hij bezorgd naar een takenlijst ter lengte van een rol behangpapier keek.

„Zo probeer ik tijd te besparen”, zei ik.

„Maar hoelang duurt het opstellen van zo’n rooster wel niet?”

Ai. Ik was er ’s ochtends zeker een uur aan kwijt. „Je bent echt zo Nederlands”, vervolgde hij. „Alles maar willen plannen en optimaliseren.” Dat stak. Ik ben blij om Nederlands te zijn, maar zó Nederlands klonk niet als iets nastrevenswaardigs. En toen liet ik het perfectioneren van mijn dagindeling maar voor wat het was, durfde ik weer tijd te verspillen, wat in de praktijk weer neerkwam op tijd besparen.

Halfmank stapte ik van het apparaat af en strompelde naar de kleedkamers. Mijn benen deden al pijn, ik was doodmoe.

Toen ik mijn T-shirt uittrok, zag ik dat op de rug zweetplakken zaten, in de vorm van donkere, afhangende vleugels.

Genoeg, dacht ik. Genoeg.

Ellen Deckwitz schrijft op deze plek een wisselcolumn met Marcel van Roosmalen.