Column | (On)volwassen

Ze kwamen er niet uit, in het Kamerdebat deze woensdag over de val van het kabinet. Wie van de fractieleiders was de volwassene? Geert Wilders nomineerde zichzelf: „Uiteindelijk is het ook volwassen politiek dat je je rug recht houdt en dat je principes hebt.” Blijven zitten was „de laffe, makkelijke manier” geweest. „Ik heb de moeilijke manier gekozen, die veel meer lef vergt.”

Dilan Yesilgöz was het er niet mee eens. Weglopen in deze „ongekend onzekere tijden” was juist „onvolwassen en onverantwoordelijk”. Rob Jetten viel haar bij: „Eigenlijk vinden we, misschien wel samen, dat hij zich als leider van de grootste partij een beetje als een kleuter heeft gedragen.”

Frans Timmermans vond Yesilgöz dan weer onvolwassen. Zij was immers „de architect van dit kabinet”. „Neem verantwoordelijkheid. Dat zou eindelijk eens een beetje volwassen zijn, mevrouw Yesilgöz.” Mirjam Bikker maande Yesilgöz om Wilders uit te sluiten: „Kom op, trek een been bij en word verantwoordelijk!”

De ‘wie is de grootste volwassene’-show onttrok de echte vraag aan het zicht: welke politicus behandelt kiezers eigenlijk nog als volwassenen? In elk geval niet Wilders, die voor zijn kiezers bijna huurbevriezing, een hogere huurtoeslag en een lager eigen risico had geregeld, en het toen tóch belangrijker vond om het leger aan de grens te zetten, al heeft niemand daar concreet iets aan. Asiel was immers „ons belangrijkste punt, waarvoor 2,5 miljoen mensen op mijn partij hebben gestemd”. Over de dure boodschappen, zijn grote campagnethema, hoorde je hem niet meer.

Ook Yesilgöz behandelde kiezers niet als volwassenen. Ze beweerde het eens te zijn met Wilders’ ‘tienpuntenplan’, wat overduidelijk onzin was – er stonden dingen in die juridisch onmogelijk zijn (grenzen sluiten voor asielzoekers, geweldplegers met een dubbel paspoort uitzetten), praktisch onmogelijk (het leger aan de grens zetten, statushouders de azc’s uit sturen maar geen voorrang geven bij sociale huur) of waar de politiek niet over gaat (de beslissing of Syrië weer veilig is). Yesilgöz kletste het recht door te zeggen dat ze de punten had gesteund als uit Wilders’ toelichting was gebleken dat ze ‘konden’. Het is alsof je tegen iemand die beweert te kunnen vliegen zegt: „Eens. Als de zwaartekracht niet bestond, dan kon jij inderdaad vliegen.” Esther Ouwehand (Partij voor de Dieren) vatte mijn gedachten goed samen: „Denkt mevrouw Yesilgöz dat de kiezer op z’n achterhoofd gevallen is?”

Ook de rest van het debat was kinderlijk getoonzet. Het ging weinig over waarden en veel over slachtofferschap: het ging over „de mensen thuis” en „de mensen in de buurten en wijken”, die „onvrede” ervaren, zich zorgen maken over hun portemonnee, en „een boterham willen beleggen voor hun kinderen”. Ik kreeg ineens een hekel aan de mensen thuis, en ik zat nota bene zelf thuis het debat te kijken.

Natuurlijk willen mensen graag genoeg geld hebben om hun leven te leiden, liefst een leuk leven. Ze willen een huis voor zichzelf en hun kinderen. Maar wat ze ook willen, daar ga ik althans van uit, is serieus genomen worden: niet alleen als kiezer maar ook als burger. Wie dat in elk geval trachtte te doen, twee jaar geleden, was Pieter Omtzigt. In het verkiezingsprogramma van Nieuw Sociaal Contract stond expliciet dat dit nieuwe contract tweerichtingsverkeer was. De overheid moest goed besturen, maar van de samenleving werd ook iets verwacht: het „aanvaarden van de rechten, plichten en verantwoordelijkheden die bij democratisch burgerschap horen”. Heel concreet werd dit niet, maar het maakte wel nieuwsgierig: gingen we nu eindelijk als volwassenen behandeld worden?

Helaas, er kwam niks van terecht. De afgelopen anderhalf jaar zijn goed bestuur en goed burgerschap nog verder uit beeld geraakt. Goed besturen betekent berekenbaar zijn: langetermijnplannen maken die uitvoerbaar zijn en niet voortdurend worden gewijzigd. Van de kinderopvang tot de stikstofaanpak, van de spreidingswet tot de Lelylijn, op allerlei vlakken leek het kabinet verwikkeld in een kat-en-muisspel met zichzelf, zonder oog voor de burger.

Die burger, ondertussen, werd naar de mond gepraat maar niet voor vol aangezien. In het Kamerdebat was dat weinig anders. In plaats van hem aan te spreken als een heel mens, met wensen én verantwoordelijkheden, behoeften én een moreel kompas, benaderden de meeste politici hem als een zielig consumentje met een kale boterham in z’n hand. Iemand die alleen in zijn eigen hachje geïnteresseerd is, niet in zaken die het zelf overstijgen.

De campagne zal meer van hetzelfde zijn. Ook nu weer zal de kiezer niet als volwassene behandeld worden. Er zullen halve en hele leugens klinken, en beloftes die niemand kan waarmaken. Het zal niet over moraal gaan, maar wel over „onvrede” in de „buurten en wijken”. Ik heb er weinig zin in. Om Yesilgöz te citeren: „Ik vind dat de mensen thuis wat beters verdienen.”

Floor Rusman ([email protected]) is redacteur van NRC