Het lijkt me ideaal om tegelijk met kroonprinses Amalia de ontgroening van het Amsterdamse corps te doorlopen. Vergis je niet, ik ben mezelf tot op de dag van vandaag dankbaar dat ik nooit enige charme of toegevoegde waarde heb gezien in lid worden van het corps. Maar als je er dan tóch voor kiest, en je moet tóch de ontgroening ondergaan, dan maar nu. Wanneer het corps onder een enorm vergrootglas ligt en fysieke en psychologische excessen de kop in zijn gedrukt – althans, dat is de bedoeling – en wanneer je wordt vergezeld door een lid van de koninklijke familie, die met haar beveiliging komt. Het is een beetje als een nieuwjaarsduik op Curaçao – eigenlijk telt het niet, hè?
Smullen, dat bericht bij Quote maandag. Ik zie al helemaal het gesprek van Amalia met een ouderejaars voor me:
„O, wat hebben ze jou allemaal laten doen?”
„Nou, ik moest elke dag de Nederlandse vlag hijsen en dan het Wilhelmus zingen.”
„O, dat is geinig. Ik moest veertig bier binnen twee uur drinken en werd daarna hoer genoemd door een stel mannen in te strakke witte overhemdjes.”
„Haha. Awkward.”
Niet dat een ontgroening oude stijl nou dezelfde was geweest voor Amalia, laten we eerlijk wezen. Ook dan was de beveiliging erbij geweest. Aan elk adje zou een uur overleg zijn voorafgegaan. En elke man die het had gewaagd iets seksistisch naar de kroonprinses te roepen – dat was natuurlijk wel traditie daar – was dan onder verdachte omstandigheden verdwenen.
Ik denk oprecht dat het voor Amalia zwaarder was geweest als ze vier dagen Lowlands op een lek luchtbed had doorgebracht, met buren die op oneerbiedige tijdstippen hardstyle uit een boxje lieten klinken. Om haar gebroken nachten dan maar te compenseren met een extra vroeg lauw biertje en wat hitjes van de Sugababes.
Want ik snap de hunkering naar een normaal studentenleven best. Of leven überhaupt. Ze is iemand met normale menselijke gevoelens, maar maakt verder niets mee dat voor medestudenten ook maar enigszins herkenbaar is. Ik denk zelfs dat ze liever wél een vroegere ontgroening had meegemaakt. Zonder beveiliging. Niet omdat de cultuur van misogynie, vernedering, fysiek en verbaal geweld iets is om te willen meemaken, maar ik kan me voorstellen dat je je dan in ieder geval even mens voelt.
Ik snap alleen de keuze voor het corps niet. Ik gun Amalia een plek waar ze vriendinnen kan vinden die niet de historie heeft van het corps. Voor haar toekomstige netwerk zal ze er ook niet zitten.
„Ik ga straks aan het werk bij het advocatenkantoor van een maatje.”
„Cute. Ik word koningin.”
Frank Huiskamp vervangt de komende weken Marcel van Roosmalen.
Bijna zevenhonderd euro per maand, dat is wat een studentenkamer nu gemiddeld kost op de particuliere markt, volgens verhuurplatform Kamernet. In Amsterdam betaalt een student gemiddeld zelfs zo’n duizend euro, meer dan drie keer het bedrag van de basisbeurs. Toch zijn studenten inmiddels genoodzaakt om dit soort bedragen neer te tellen als ze op kamers willen en door lange wachttijden niet terechtkunnen bij een woningcorporatie, waar de prijzen lager liggen. De (te) hoge huur aankaarten bij de Huurcommissie durven ze vaak niet, uit angst de relatie met de huisbaas te beschadigen.
Dat is zorgelijk, want het beperkt de mogelijkheden van jongeren om te studeren waar en wat ze willen. Wie geen kamer kan vinden of die niet kan betalen is veroordeeld tot blijven wonen in het ouderlijk huis. Sommige studenten kiezen daar bewust voor, maar er zijn er ook die graag op eigen benen zouden staan en noodgedwongen het halve land door reizen om naar college te gaan.
Vaak wordt met een beschuldigende vinger gewezen naar internationale studenten die te veel kamers bezet zouden houden. Ook als hun instroom drastisch zou verminderen, is de kamernood nog steeds groot. Dat komt door een opeenstapeling van maatregelen.
De Wet betaalbare huur, die de positie van huurders moest verbeteren door huren te begrenzen, heeft een onbedoeld bijeffect gehad. Beleggers die particuliere studentenhuizen exploiteerden hebben massaal hun panden verkocht. Fijn voor mensen die op zoek zijn naar een koophuis, maar slecht nieuws voor studenten. Ook de gestegen belasting op vastgoed heeft ervoor gezorgd dat het voor verhuurders minder lucratief is geworden om panden aan te houden voor verhuur.
Daarnaast speelt de Wet vaste huurcontracten een rol. Verhuurders mogen studenten nu maximaal één tijdelijk huurcontract aanbieden, voor maximaal twee jaar. Daarna wordt het automatisch een contract voor onbepaalde tijd. Veel huurders zien dat niet zitten, omdat ze een huis dan moeilijker kunnen verkopen. Het gevolg is dat studenten vaak alleen nog kortlopende contracten krijgen.
Daar komt bij dat er gemeenten zijn die het opkopen van goedkope en middeldure panden verbieden, om beleggers te weren. Bovendien is in sommige gemeenten het ‘verkameren’ van panden aan banden gelegd, om overlast van studenten tegen te gaan. Allemaal begrijpelijk, maar voor studenten betekent het nog minder kansen op de al krappe kamermarkt.
De vraag is wat er gebeurd is met het Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting, waarin in 2022 werd afgesproken om tot 2030 60.000 studentenwoningen te bouwen. Het kabinet zou hier beter de regie op moeten houden. Daarnaast lijkt het zinnig om nog eens goed naar de veelheid aan regels te kijken waaraan verhuurders moeten voldoen. Het streven om excessen op de woningmarkt aan te pakken is op zichzelf goed, maar deze stapeling van maatregelen treft een van de kwetsbaarste groepen op die markt. Dat kan niet de bedoeling zijn.
„Dit heb ik allemaal gebouwd”, zegt Sydney ‘Junny’ Jantji (44) trots, als hij elektrische leidingen laat zien. Ze zijn bevestigd aan de multiplex wanden van de oefenruimte, met erboven zonnepanelen en warmtepompen. Junny loopt door het bedrijfspand aan de Maas in Rotterdam dat zijn leven veranderde. „Ik zeg je eerlijk man, ik was gewoon crimineel van beroep. Ik heb nog nooit van mijn leven gewerkt, dit is de eerste keer.”
Ik zeg je eerlijk man, ik was gewoon crimineel van beroep. Ik heb nog nooit van mijn leven gewerkt, dit is de eerste keer
Junny zat negen jaar gevangen. Nu werkt hij als leermeester voor de Beroepentuin, een leer-werkbedrijf dat mensen opleidt voor werk ‘in de energietransitie’, bijvoorbeeld als installatiemonteur of elektricien. Zijn verhaal is een uitzondering.
Begeleiding naar werk, als onderdeel van de re-integratie van ex-gedetineerden, loopt vaker fout dan goed, signaleert de Landelijke Cliëntenraad (LCR) in een recent rapport. Gedetineerden worden onvoldoende begeleid en moeten veel zaken zelf regelen, waar ze onvoldoende voor geëquipeerd zijn. Casemanagers, die een cruciale rol hebben in dit traject, zijn niet zelden onervaren of hebben een te hoge werkdruk. „Een casemanager moet vaak te veel gedetineerden begeleiden en dan ook nog de re-integratie regelen waar ze geen specialist in zijn. Dat is gewoon te veel”, zegt Fatma Koser Kaya, oud-Kamerlid (D66) en LCR-voorzitter. En een goede casemanager maakt een wereld van verschil.
Foto Hedayatullah Amid
Klik
Junny had dus geluk. Als leermeester begeleidt hij vijf tot tien mensen ‘met een afstand tot de arbeidsmarkt’; ex-gedetineerden als hijzelf, mensen met een asielstatus, schooluitvallers. Na een verkorte opleiding worden ze aan werkgevers gekoppeld met wie de Beroepentuin samenwerkt.
Junny realiseert zich dat het ook anders had kunnen lopen. Aan het eind van zijn negen jaar ‘binnen’, kreeg hij te maken met een casemanager die in hem geloofde. Ze schoof hem een brochure toe. „Ik voelde gewoon meteen die klik met zonnepanelen”, grijnst hij. „Terwijl ik nog nooit een zonnepaneel had gezien!” Wekenlang las hij in de gevangenis over zonnepanelen. Zijn broer nam meer folders voor hem mee. Junny droomde van een leven buiten, als zonnepanelenmonteur.
„Op een dag zei mijn casemanager: je krijgt morgen bezoek”, vertelt Junny. „Het was iemand van de Beroepentuin voor een sollicitatiegesprek.” Dat gesprek verliep goed, maar daarna stokte het proces. Zijn casemanager werd vervangen door iemand die, volgens Junny, veel minder behulpzaam was. „Zo, dat was wel een ellende”, verzucht hij. Hulp maakte plaats voor onwil. Maar Junny had bij zijn sollicitatiegesprek het telefoonnummer genoteerd van zijn contact bij de Beroepentuin, die hij kon bellen. Met een paar maanden vertraging kon hij er alsnog aan de slag.
‘Buiten’ werken
Het BBA-traject waaraan Sunny deelnam, bestaat sinds 2021. Het werd ingevoerd bij een wetshervorming rond de Beperkt Beveiligde Afdeling. De idee daarbij was dat gedetineerden in de laatste fase van hun gevangenisstraf bij goed gedrag kunnen gaan werken aan een entree op de arbeidsmarkt. Dat geeft hun een betere kans op betaald werk en resocialisatie als ze vrijkomen. Vinden ze een werkplek, dan kunnen ze alvast een aantal uur per week ‘buiten’ werken. ’s Avonds gaan ze terug naar de gevangenis.
Maar de plannen lopen nu stuk op uitvoeringsproblemen, constateert de LCR. Het traject is ‘verstopt’, mede omdat gedetineerden met korte straffen zijn toegelaten, terwijl er niet meer plaatsen zijn bijgekomen om werkervaring op te doen. Daardoor lopen de wachtlijsten op. Wat evenmin meehelpt: werkgevers moeten een uitgebreide screening van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) ondergaan, voor ieder traject opnieuw. „En als gedetineerde aankaarten dat het te lang duurt, is ingewikkeld. Want je moet wel goed gedrag blijven tonen”, zegt Koser Kaya.
LCR en Beroepentuin constateren nog een serieus obstakel. Seyit Yeyden, oprichter van de Beroepentuin, spreekt van een financiële weeffout. „Ons bedrijf krijgt niet betaald voor de gedetineerden, maar moet wel voor hen betalen. We moeten onder andere de reiskosten vergoeden aan de DJI. Daarom kunnen we niet te veel gedetineerden tegelijk binnenhalen”, aldus Yeyden. Die moeilijkheid is vaak aangestipt, maar niet opgelost.
Ook de resocialisatie op zichzelf brengt al moeilijkheden met zich mee. LCR-voorzitter Koser Kaya: „Wie vrijkomt, heeft vaak schulden. Je moet een woning zien te vinden. Je moet in het ritme van het leven buiten komen.” Kortom: wie is vrijgelaten, heeft al ontzettend veel aan z’n hoofd. ‘Detentieschade’ die ‘gereset’ moet worden, noemt Junny dat.
Schuldhulpverlening
Als vrij man zit Junny nu in de schuldhulpverlening. „In het begin heb ik er wakker van gelegen. Het duurde wel een jaar voor ik tranquilo was”, zegt hij. „Ik had nog nooit gewerkt. Nu werk ik, maar houd ik er bijna niks aan over!”
In het BBA-traject zelf gaat salaris naar een rekening van de DJI en krijgt de gedetineerde weekgeld. Nu krijgt Junny zelf salaris, maar gaat het meeste naar de schuldhulpverlening.
Hoe lastig ook, Junny is vastbesloten z’n leven op orde krijgen, ook om te voorkomen dat zijn zes kinderen het verkeerde pad kiezen. Eenvoudig is het niet. „Nu is zo dat je, als je buiten staat met weinig hulp, al snel terugkeert naar de gevangenis. Het systeem zet iemand buiten met een vuilniszak, zonder huis, zonder geld, zonder iets.”
Je zet iemand buiten met een vuilniszak, zonder huis, zonder geld, zonder iets
Junny: „Ik ben blij dat ik anderen de kans kan geven die ik zelf ook gekregen heb.” Foto Hedayatullah Amid
Met hulp van zijn familie, zijn geloof in God en de wil het roer echt om te gooien, redde hij het. Het begeleiden van technici in spe ligt hem zo goed dat de Beroepentuin hem een baan als leermeester aanbood. In het najaar verwacht hij een vast contract te krijgen, en een paar maanden later moet hij zijn schulden hebben afgelost.
Zijn moeder is blij. Hijzelf ook. „Ik ben blij dat ik anderen de kans kan geven die ik zelf ook gekregen heb.”
„Dit heb ik allemaal gebouwd”, zegt Sydney ‘Junny’ Jantji (44) trots, als hij elektrische leidingen laat zien. Ze zijn bevestigd aan de multiplex wanden van de oefenruimte, met erboven zonnepanelen en warmtepompen. Junny loopt door het bedrijfspand aan de Maas in Rotterdam dat zijn leven veranderde. „Ik zeg je eerlijk man, ik was gewoon crimineel van beroep. Ik heb nog nooit van mijn leven gewerkt, dit is de eerste keer.”
Ik zeg je eerlijk man, ik was gewoon crimineel van beroep. Ik heb nog nooit van mijn leven gewerkt, dit is de eerste keer
Junny zat negen jaar gevangen. Nu werkt hij als leermeester voor de Beroepentuin, een leer-werkbedrijf dat mensen opleidt voor werk ‘in de energietransitie’, bijvoorbeeld als installatiemonteur of elektricien. Zijn verhaal is een uitzondering.
Begeleiding naar werk, als onderdeel van de re-integratie van ex-gedetineerden, loopt vaker fout dan goed, signaleert de Landelijke Cliëntenraad (LCR) in een recent rapport. Gedetineerden worden onvoldoende begeleid en moeten veel zaken zelf regelen, waar ze onvoldoende voor geëquipeerd zijn. Casemanagers, die een cruciale rol hebben in dit traject, zijn niet zelden onervaren of hebben een te hoge werkdruk. „Een casemanager moet vaak te veel gedetineerden begeleiden en dan ook nog de re-integratie regelen waar ze geen specialist in zijn. Dat is gewoon te veel”, zegt Fatma Koser Kaya, oud-Kamerlid (D66) en LCR-voorzitter. En een goede casemanager maakt een wereld van verschil.
Foto Hedayatullah Amid
Klik
Junny had dus geluk. Als leermeester begeleidt hij vijf tot tien mensen ‘met een afstand tot de arbeidsmarkt’; ex-gedetineerden als hijzelf, mensen met een asielstatus, schooluitvallers. Na een verkorte opleiding worden ze aan werkgevers gekoppeld met wie de Beroepentuin samenwerkt.
Junny realiseert zich dat het ook anders had kunnen lopen. Aan het eind van zijn negen jaar ‘binnen’, kreeg hij te maken met een casemanager die in hem geloofde. Ze schoof hem een brochure toe. „Ik voelde gewoon meteen die klik met zonnepanelen”, grijnst hij. „Terwijl ik nog nooit een zonnepaneel had gezien!” Wekenlang las hij in de gevangenis over zonnepanelen. Zijn broer nam meer folders voor hem mee. Junny droomde van een leven buiten, als zonnepanelenmonteur.
„Op een dag zei mijn casemanager: je krijgt morgen bezoek”, vertelt Junny. „Het was iemand van de Beroepentuin voor een sollicitatiegesprek.” Dat gesprek verliep goed, maar daarna stokte het proces. Zijn casemanager werd vervangen door iemand die, volgens Junny, veel minder behulpzaam was. „Zo, dat was wel een ellende”, verzucht hij. Hulp maakte plaats voor onwil. Maar Junny had bij zijn sollicitatiegesprek het telefoonnummer genoteerd van zijn contact bij de Beroepentuin, die hij kon bellen. Met een paar maanden vertraging kon hij er alsnog aan de slag.
‘Buiten’ werken
Het BBA-traject waaraan Sunny deelnam, bestaat sinds 2021. Het werd ingevoerd bij een wetshervorming rond de Beperkt Beveiligde Afdeling. Het idee daarbij was dat gedetineerden in de laatste fase van hun gevangenisstraf bij goed gedrag kunnen gaan werken aan een entree op de arbeidsmarkt. Dat geeft hun een betere kans op betaald werk en resocialisatie als ze vrijkomen. Vinden ze een werkplek, dan kunnen ze alvast een aantal uur per week ‘buiten’ werken. ’s Avonds gaan ze terug naar de gevangenis.
Maar de plannen lopen nu stuk op uitvoeringsproblemen, constateert de LCR. Het traject is ‘verstopt’, mede omdat gedetineerden met korte straffen zijn toegelaten, terwijl er niet meer plaatsen zijn bijgekomen om werkervaring op te doen. Daardoor lopen de wachtlijsten op. Wat evenmin meehelpt: werkgevers moeten een uitgebreide screening van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) ondergaan, voor ieder traject opnieuw. „En als gedetineerde aankaarten dat het te lang duurt, is ingewikkeld. Want je moet wel goed gedrag blijven tonen”, zegt Koser Kaya.
LCR en Beroepentuin constateren nog een serieus obstakel. Seyit Yeyden, oprichter van de Beroepentuin, spreekt van een financiële weeffout. „Ons bedrijf krijgt niet betaald voor de gedetineerden, maar moet wel voor hen betalen. We moeten onder andere de reiskosten vergoeden aan de DJI. Daarom kunnen we niet te veel gedetineerden tegelijk binnenhalen”, aldus Yeyden. Die moeilijkheid is vaak aangestipt, maar niet opgelost.
Ook de resocialisatie op zichzelf brengt al moeilijkheden met zich mee. LCR-voorzitter Koser Kaya: „Wie vrijkomt, heeft vaak schulden. Je moet een woning zien te vinden. Je moet in het ritme van het leven buiten komen.” Kortom: wie is vrijgelaten, heeft al ontzettend veel aan z’n hoofd. ‘Detentieschade’ die ‘gereset’ moet worden, noemt Junny dat.
Schuldhulpverlening
Als vrij man zit Junny nu in de schuldhulpverlening. „In het begin heb ik er wakker van gelegen. Het duurde wel een jaar voor ik tranquilo was”, zegt hij. „Ik had nog nooit gewerkt. Nu werk ik, maar houd ik er bijna niks aan over!”
In het BBA-traject zelf gaat salaris naar een rekening van de DJI en krijgt de gedetineerde weekgeld. Nu krijgt Junny zelf salaris, maar gaat het meeste naar de schuldhulpverlening.
Hoe lastig ook, Junny is vastbesloten z’n leven op orde krijgen, ook om te voorkomen dat zijn zes kinderen het verkeerde pad kiezen. Eenvoudig is het niet. „Nu is zo dat je, als je buiten staat met weinig hulp, al snel terugkeert naar de gevangenis. Het systeem zet iemand buiten met een vuilniszak, zonder huis, zonder geld, zonder iets.”
Je zet iemand buiten met een vuilniszak, zonder huis, zonder geld, zonder iets
Junny: „Ik ben blij dat ik anderen de kans kan geven die ik zelf ook gekregen heb.”
Met hulp van zijn familie, zijn geloof in God en de wil het roer echt om te gooien, redde hij het. Het begeleiden van technici in spe ligt hem zo goed dat de Beroepentuin hem een baan als leermeester aanbood. In het najaar verwacht hij een vast contract te krijgen, en een paar maanden later moet hij zijn schulden hebben afgelost.
Zijn moeder is blij. Hijzelf ook. „Ik ben blij dat ik anderen de kans kan geven die ik zelf ook gekregen heb.”