Ai, weer een cartoonwedstrijd. Het Franse satirische tijdschrift Charlie Hebdo schreef een internationale wedstrijd uit voor cartoonisten om „al tekenend hun woede te uiten” over de „wurggreep van religies wereldwijd”, onder het mom: #RireDeDieu (oftewel: lachen om God). Spotten met God, dat is vragen om problemen, zou je denken. Maar het speciale nummer van Charlie Hebdo – tien jaar na de brute terroristische aanslagen waarbij twaalf cartoonisten vermoord werden – is „onverzettelijk” opgewekt. 76 procent van de Fransen staat achter het recht om karikaturen te maken. Het tijdschrift: „Steeds meer mensen verdedigen het recht om te lachen. En zelfs om te lachen om God.”
Dat is mooi gevonden, vind ik, het „recht om te lachen” benadrukken, in plaats van „het recht om te beledigen”. Ik zou daar graag „(hardop) lachen” van willen maken, nu onlangs per decreet door de Taliban is besloten dat vrouwen in Afghanistan niet langer in het openbaar mogen lachen (ook niet zingen, praten of voordragen – te verleidelijk allemaal). Zie daar maar eens een goede grap over te maken.
Het recht om te lachen bestaat (nog) niet, tenzij je ‘humor’ schaart onder het recht op de vrijheid van expressie. Maar er valt steeds minder te lachen in deze wereld. Dus kom maar door met meer lachen, als antidotum, verbinder, verlichting, vrijheid – om elkaar, met elkaar. Wie lacht, relativeert en kan loslaten. Dan heb je natuurlijk wel humoristen nodig (en/of de humorist in jezelf) die goed kunnen kietelen.
Met belangstelling bekeek ik daarom deze speciale editie van Charlie Hebdo. Je moet houden van de tekenstijl en fixaties, echt heel grappig vind ik de meeste cartoons niet, maar dat is ook een kwestie van smaak. Satire hoeft niet louter te amuseren. Het belang van de mogelijkheid van religiekritiek deel ik. Ik was vooral onder de indruk van het artikel L’avenir de rire (De toekomst van het lachen) van voormalig docent en schrijver Yannick Haenel in het nummer. Hij stelt dat lachen een zekere intelligentie vooronderstelt – je moet een gelaagdheid en absurditeit in de wereld herkennen – en dat lachen met waarheid te maken heeft. Fanatisme en onzin richten zich op schijn en zijn het tegenovergestelde van humor. „Dus regeren groteske figuren (Trump, Milei, Orbán, Salvini) met de griezelige ernst van folteraars”, schrijft hij, zij „perken het openbare discours in”.
Hier legt hij de vinger op de zere plek, want figuren als Musk en Trump en nu ook Zuckerberg schermen vaak met de vrijheid van meningsuiting, maar het ontbreken van begrenzing heeft daar weinig mee te maken. Dat gaat over niets anders dan „de vuilnisbak van instincten” ruim baan geven in een „draaikolk van de wrok”, aldus Haenel. Hij noemt Charlie Hebdo „de eenzaamste krant” van Frankrijk, omdat die een handschoen oppakt die andere niet meer durven aanraken, en besluit niet ongeestig met het citeren van schrijver Simon Fieschi, die als eerste werd geraakt bij de aanslagen: „God bestaat omdat hij altijd in Charlie wordt genoemd”.
In de afgelopen tien jaar onderzochten ook wetenschappers de impact van de aanslag op Charlie Hebdo op de samenleving en het publieke debat. Interessant vond ik een vergelijkend onderzoek over hoe kranten van diverse signatuur in verschillende landen (Noorwegen, Spanje en Engeland) schreven na de aanslag op 2015, en wat de rol van de journalistiek is. De onderzoekers laten zien dat kranten zelf een vitaal onderdeel zijn van het gesprek over de vrijheid van de pers, meningsuiting en artistieke expressie. Kranten maken steeds keuzes, zoals: wel of niet afdrukken van een cartoon?
Wat dit betreft legt cartoonist Ann Telnaes, die zich onlangs terugtrok als cartoonist voor The Washington Post in haar blog óók de vinger op de zere plek. Ze wijst op de verantwoordelijkheid van de pers zelf als het gaat om het bewaken van de persvrijheid. Wanneer die aan de leiband van rijke techmagnaten en politici loopt (tegenwoordig innig verstrengeld) staat de vrijheid van expressie onder druk. Elders las ik treffend dat de beledigende uitspraken van politici inmiddels zo vuil en overmaats zijn, dat satiristen nauwelijks méér kunnen bieden. Misschien dat ik daarom soms wat toondoof ben geworden als cartoons louter leunen op provocatie als stijlmiddel.
Haenel citeert ook nog Georges Bataille over de lach. In 1944 schreef hij: „De frisse, onvoorwaardelijke lach opent het ergste en houdt in het ergste (de dood) een licht gevoel van verwondering in stand (naar de hel met God, godslastering of transcendentie! Het universum is nederig: mijn lach is zijn onschuld)”.
Voilà. Moge 2025 ook het jaar van de (hardop) lach worden.
Stine Jensen is filosoof en schrijver. Ze schrijft om de week een column op deze plek.