N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Het eerste deel van de vakantie vieren we in eigen land. Gisteren was het wederom druilerig, we kwamen op onze huurfietsen niet verder dan de binnenstad van Arnhem. We wezen de kinderen erop dat ze hun handjes mochten dichtknijpen met ons zachte klimaat.
Leah van Roosmalen deed haar ogen erbij dicht.
„Ik knijp mijn handjes dicht.”
We gingen voor de tweede keer in een paar jaar naar de Eusebiuskerk, een van de beste attracties van Arnhem. Kerk en toren werden in de Tweede Wereldoorlog dusdanig vernietigd dat een totale herbouw noodzakelijk was. Mijn hele jeugd stond het gebouw in de steigers, maar het resultaat mag er zijn. We bewonderden het praalgraf van Karel van Gelre, de Willem van Oranje van Gelderland; gingen met de glazen lift naar boven voor het uitzicht over de stad; beleefden de slag om Arnhem door de ogen van de brandwacht en daalden af naar de kelder, waar skeletten liggen. We maakten gebruik van de audiotour, vierkante apparaatjes die je bij QR-codes moet houden. Ik ben groot fan van QR-codes. Een stem met een licht Arnhems accent hield het zakelijk, waardoor de vreselijkheden goed te behappen waren.
De schedel van een middeleeuws meisje met een slecht gebit maakte diepe indruk op Lucie van Roosmalen (7) en Leah van Roosmalen (6).
„Dit krijg je er dus van als je je tanden niet poetst”, waarschuwde ik.
„Ik wil nu mijn tanden poetsen”, zei Leah van Roosmalen.
En toen moest de knekelkuil nog komen.
Het gezelschap ging ervan uit dat wat ik zei de waarheid was
De knekelkuil lag vol met schedels en heel veel botten. Allemaal mensen die destijds hun tanden niet goed poetsten. We hadden inmiddels gezelschap gekregen van een vader en een dochter en een stel op leeftijd die ervan uitgingen dat wat ik zei de waarheid was.
„Mag ik een vraag stellen?”, vroeg de man op leeftijd.
Ik knikte.
„Wat gebruikten ze destijds als tandpasta?”
„Zand”, zei ik.
Even verderop werd op een muur de geschiedenis van de kerk vertoond. Het begon in de tiende eeuw met een klein gebouw van turfsteen.
Ik kreeg nu ook vragen in het Duits.
Ik stond op en liep naar boven, vriendin, kinderen en een sliert toeristen achter me aan.
De man die eerder vroeg of ze in de late middeleeuwen tandpasta gebruikten, vroeg of ik wist wat de mensen toen overdag deden als het regende. Hij stond op een camping.
Ik had geen flauw idee.
Hij zei dat het buiten nog steeds regende en dat we dus eigenlijk niets waren opgeschoten als mensheid.
„Ik heb geen idee wat we nu weer moeten.”