Zondag zou iemand voor het eerst bij mij thuiskomen, waardoor ik een goed deel van mijn Bevrijdingsdag doorbracht met stofzuigen, schoonmaken en het verbannen van boeken met titels als Kannibalisme en Mensenoffers naar de slaapkamer. De cavia’s werden getoupeerd, de kamerplanten gereanimeerd en in de donkerste hoeken ging voor de zekerheid nog wat ongebluste kalk. Na een paar uur opruimen en censureren kon mijn woning zo op Funda maar het allerbeste was nog wel dat ik tijd over had, want ik ben dol op het afwachten van bezoek. Vaak vind ik dat zelfs nog leuker dan de visite zelf, er komt dan een kalmte over me heen die ik normaliter alleen per pil kan verkrijgen.
Ik keek op mijn telefoon. Mijn gast kon er elk moment zijn. Ik voelde mijn schouders loskomen, genoot van de geur van schoonmaakmiddel.
Na tien minuten appte ik hem toch maar even waar hij bleef.
„We hadden toch volgende week afgesproken?” schreef hij terug.
Van een serene wachtkamer veranderde mijn huis direct weer in het oude vertrouwde zweethok waarin de ene na de andere deadline moest worden gehaald.
„Ik zou maar even een stukje gaan lopen”, zei mijn beste vriend nadat ik hem per telefoon deelgenoot maakte van mijn emoties. „Je kalmeert altijd zo van onderweg zijn.”
Ik rekte met uit en liet de uren voorbijdwarrelen als iepencentjes
‘Maar onderweg zijn is ook weer gedoe”, jengelde ik. „En ik had me er zo op ingesteld dat ik vandaag bezoek zou hebben. Kan jij vanavond niet gewoon even langskomen? Anders heb ik helemaal voor niets schoongemaakt!” Na wat zeuren – plus het aanbod dat ik de babysitter zou betalen – gaf hij eindelijk toe.
„Ik kan maar een uurtje, hè”, zei hij. „Ik moet ook nog een presentatie voorbereiden.”
Opgelucht haalde ik adem. De rust was terug, want ik mocht weer wachten.
Ik rekte me uit en liet de uren voorbijdwarrelen als iepencentjes. Het licht in de woonkamer veranderde traag van kleur, de ene tint volgde de andere op tot er een stilte ontstond waarin ik zelf leek op te lossen.
En opeens was er die herinnering, van hoe ik het als kind altijd geweldig vond om op de fiets zoveel vaart te maken tot ik mijn voeten op de stang kon plaatsen en het ding haast uit zichzelf leek voort te bewegen.
Ik hoorde de trappers ratelen, niets hoefde meer, alles ging vanzelf. Terwijl ik uitgestrekt op mijn bank lag, zoefde ik tegelijkertijd over het asfalt.
Voldaan sloot ik mijn ogen. Even was er weer diezelfde zorgeloosheid als van toen. De zon ging onder, tevreden sjeesde ik door de coulissen van de tijd.
Ellen Deckwitz schrijft op deze plek een wisselcolumn met Marcel van Roosmalen.
Het was de bedoeling dat het verjaardagsfeestje tot diep in de nacht door zou gaan, maar door het benauwde weer waren de meeste gasten, aangeschoten en klam, al voor elven vertrokken. Ik bleef achter aan de keukentafel met de gastheer, zijn broer en diens beste vriendin. Het kaarslicht had de keuken doen krimpen tot een knusse grot.
„Ik ben eigenlijk blij dat iedereen weg is”, verzuchtte de jarige. „Ik ben zo moe van hoe discussies tegenwoordig verlopen.”
Ooit hield hij ervan om zich te omringen met mensen die qua mening behoorlijk verschilden. Op zijn studentenfeestjes zag je leden van de JOVD, vrijgemaakt gereformeerden en marxisten vrolijk met elkaar discussiëren.
„Goede oude tijd”, zei hij. „Toen standpunten nog niet in beton waren gegoten. Tegenwoordig is er zo’n opiniecompetitie. Het lijkt alleen nog maar te gaan om winnen in plaats van om iets van een andere kant te leren bekijken.”
„Nou”, viel de broer hem bij. „En ooit kon je nog je mening herzien zonder meteen een draaikont te worden genoemd. Ik vraag me af waarom daarvoor nu zoveel minder ruimte is.”
We gaven gedurende enkele minuten polarisatie, geopolitieke onrust en korte lontjes de schuld tot de beste vriendin opeens over technologie begon.
„Alles kan tegenwoordig worden vastgelegd”, mompelde ze. „Ik merk het tijdens de debatlessen op school. Wanneer leerlingen een standpunt moeten verdedigen waar ze het niet mee eens zijn, blijven ze maar vragen of iedereen zijn telefoon uit heeft, zodat er geen opnames worden gemaakt. Het internet lijkt tegenwoordig meer een bron van bewijslast dan van kennis.”
En eenmaal online kan een uitspraak de rest van je leven tegen je worden gebruikt, aangezien wat op het internet wordt gezet zo ongeveer het eeuwige leven heeft. Voormalige opvattingen kunnen daardoor even onvergankelijk worden als microplastics, in plaats van dat ze al composterende een bodem bieden waar nieuwe ideeën op kunnen bloeien.
Misschien zie ik daarom nog geen van mijn eigen leerlingen hardop, dat wil zeggen verkennend, denken. Ze lijken vooral bezig met niet het verkeerde te zeggen, in plaats van met íéts te zeggen, of al sprekende tot nieuwe inzichten te komen.
Toen ik dat met de groep deelde, lachte de jarige schamper.
„Wat heb je dan nog aan woorden, laat staan aan gesprekken?”, zei hij verdrietig. „Wat heb je dan nog aan een taal die tienduizenden schakeringen bevat om jezelf tot in de fijnste details te kunnen uitdrukken, wanneer je haar alleen nog maar inzet voor zelfcensuur?”
Ellen Deckwitz schrijft elke week op deze plek een column.
Hij worstelde zich richting ongekende populariteit, ging jarenlang gebukt onder controverse nadat hij er in het licht van de schijnwerpers een potje van had gemaakt en uiteindelijk werd hij de grote held van Trumps MAGA-beweging. Donderdag kwam het roerige leven van Terry Gene Bollea, beter bekend als Hulk Hogan, na 71 jaar abrupt tot een einde. De showworstelaar kreeg in zijn woning in Clearwater in Florida een hartstilstand. Hij werd met spoed naar een ziekenhuis gebracht, maar was niet meer te redden.
Bollea werd in 1953 geboren in de zuidoostelijke staat Georgia, als kind van een uitvoerder in de bouw en een danslerares. Tijdens een korte carrière als basgitarist ontdekte hij zijn voorliefde voor entertainment. „Tussen de liedjes door was ik degene die tegen het publiek praatte en oogcontact maakte”, zei hij daarover tegen Vice. „Diep in de nacht, voor die uitzinnige, dronken mensen, kwam ik erachter dat ik wist hoe ik het publiek moest bespelen.”
Uiteindelijk koos Bollea in de jaren zeventig voor het worstelen. Eerst betrad hij de ring als The Super Destroyer, of als Terry Boulder. In 1979 ontmoette hij Vince McMahon, de toenmalige eigenaar van de World Wrestling Federation (WWF), die potentie zag in de twee meter lange man met wilde blonde haren en zware stem. Samen bedachten McMahon en Bollea een nieuwe identiteit: Hulk Hogan — een verwijzing naar zijn ‘hulking’ (kolossale) voorkomen én naar Marvels superheld, The Incredible Hulk.
Van schurk naar publiekslieveling
In de begindagen van zijn carrière paste Hogan naadloos in het klassieke beeld van de de schurk. Hij vormde de ideale tegenpool van keurige, gladgeschoren worstelhelden als Bob Backlund — de typische good guy, met zijn babyface.
De ommekeer kwam in 1982, toen Hogan in Rocky III verscheen als de flamboyante worstelaar Thunderlips, die in een showgevecht tegenover Sylvester Stallones Rocky kwam te staan. Toen hij een jaar later terugkeerde bij de WWF, was de schurk een publiekslieveling geworden. Nu was hij een patriottisch personage dat vocht tegen The Iron Sheikh (de verpersoonlijking van Iran) of Nikolai Volkoff (symbool voor de Sovjet-Unie). Met die verschuiving verbreedde ook het idee van wie een held kon zijn in de wereld van het Amerikaanse showworstelen — en daarbuiten.
Het was het begin van de Hulkamania. „In Manhattan, waar mannen als Jackie O. en Mr. T ongehinderd over straat kunnen gaan, kan Hulk Hogan nog geen drie meter lopen”, schreef The New York Times in 1984.
Hulk Hogan (links) en Mr. T. (rechts) tijdens een persconferentie in 1985.
Foto Corey Struller/AP
Controverse
In de schijnwerpers werd ook zichtbaar wat Hogan liever verborgen had gehouden. Hij erkende in 1994 dat hij steroïden nam — wat volgens medisch-wetenschappelijk onderzoek het risico op hartfalen verhoogt.
Vanaf 2005 verscheen Hogan twee jaar lang met zijn toenmalige vrouw Linda, dochter Brooke en zoon Nick in de populaire realityshow Hogan Knows Best. In die show was Hogan een overbezorgde vader die het liefst alle jongens uit de buurt van zijn dochter wilde houden. Na de show scheidden zijn vrouw en hij: Hogan had blijkbaar een affaire met de beste vriendin van zijn dochter.
In 2016 won Hogan een geruchtmakende rechtszaak van Gawker Media Group, nadat weblog Gawker een stiekem opgenomen filmpje had gepubliceerd waarin Hogan seks had met de echtgenote van een vriend van hem. Daarmee schond Gawker zijn privacy, oordeelde de rechter. Gawker moest 140 miljoen dollar betalen en was meteen failliet. Techmiljardair Peter Thiel, verbitterd omdat Gawker jaren eerder had onthuld dat hij op mannen valt, had de rechtszaak gefinancierd. In dezelfde tijd moest Hogan door het stof nadat hij zich racistisch had uitgelaten over de zwarte vriend van zijn dochter Brooke.
Hogan wordt MAGA
Het afgelopen decennium begon Hogan zich steeds vaker lovend uit te spreken over Donald Trump. Op de Republikeinse conventie in Milwaukee scheurde hij afgelopen jaar nog zijn shirt kapot, zoals hij dat zo vaak had gedaan. (Kanttekening: zijn shirts waren vaak alvast een beetje ‘voorgescheurd’ om het proces te vergemakkelijken.)
Donald Trump is groot fan van WWE, zoals het bedrijf achter showworstelen nu heet, en trad vaak met Hulk Hogan op. Hij ontleent aan het worstelen zelfs zijn politieke stijl, stelde religiewetenschapper en complotspecialist Aaron James Goldman van de Universiteit van Lund in 2024. Worsteljournalist Dave Meltzer wees er al eens op hoe Trump de strijd tussen good guys en bad guys uit het worstelen geïnternaliseerd heeft.
In de wereld van het showworstelen geldt het principe kayfabe: de collectieve afspraak dat de opgevoerde strijd echt lijkt, ook al weet iedereen beter. Trump, schreef Goldman, omarmt die theatrale vorm van werkelijkheid, en speelt bewust de rol van de schurk die de regels tart en het publiek uitdaagt. Juist dat spel met de waarheid maakt hem in de ogen van veel kiezers geloofwaardiger dan politieke tegenstanders die, vermoeden zij, iets proberen te verhullen.
Lees ook
Documentaire toont hoe miljardairs de pers muilkorven in de VS
Een populaire plek in Israël waar buitenlandse journalisten naar toe trekken om de psychologie van het land ná 7 oktober 2023 te laten zien ligt op een heuvel in Sderot. Die plaats geeft vanaf een heuvel uitzicht op Noord-Gaza. Er is daar een soort oorlogsuitkijkpunt ontstaan, met verrekijkers, en frisdrankautomaten voor ramptoeristen. Plaatselijk bekend als Uitkijkpost Sderot of Sderot Cinema.
De ontploffingen in Gaza zijn er te horen en te zien en de stofwolken van de ingestorte gebouwen. De plek trekt dagjesmensen die nieuwsgierig zijn naar wat de eigen media spaarzaam of nauwelijks tonen. Explosies en rookwolken leiden er tot instemming. Gaza is in de publieke opinie daar synoniem aan Hamas: vernietiging van de Palestijnen is het antwoord, zo is de stemming bij veel van deze bommenspotters.
Zoals bekend resulteerde dat sinds 7 oktober 2023 in oorlogsmisdrijven door Israël als genocide, uithongering, verdrijving, gerichte vernietiging van woningen, wegen, civiele infrastructuur, tienduizenden burgerdoden, aanvallen op hulpverleners en op journalisten. Tenminste 184 journalisten zijn er gedood, meer dan in enig andere oorlog, voor zover bekend. Van 17 van hen is bewezen dat zij gericht zijn aangevallen. Het is een verhaal dat binnen Israël niet zó wordt verteld, beleefd of zelfs maar gezien. Maar wel daarbuiten.
Voor buitenlandse tv-journalisten is Sderot ook een unieke stand-up-plek omdat ze daar het Israëlische perspectief kunnen laten zien en horen. En tegelijk de eigen kijkers kunnen bewijzen dat zij er niet in mogen. Het is absurd oorlogstheater.
Gaza is immers gesloten voor journalisten, tegen alle internationale regels in. Alle journalistieke beelden uit Gaza, alle live interviews die internationale media tonen worden daarom gemaakt door tussenkomst van lokale journalisten. Zij worden van afstand aangestuurd, kritisch geredigeerd en vaak gedetailleerd geïnstrueerd. Soms zelfs live door hun opdrachtgevers, telefonisch, tijdens interviews. Hun chefs zijn veelal correspondenten, persbureaus of buitenlandredacties. Die informatie wordt na ontvangst ook gecontroleerd, vergeleken, gewogen. De contacten zijn nauw en vaak persoonlijk, ook omdat ‘onze’ mensen ter plaatse grote risico’s nemen. Het vertrouwen is veelal ook gegroeid, juist door de vele kritische gesprekken.
Gaza kende een ontwikkelde lokale media-infrastructuur. Het is immers al jaren een conflictgebied, wat zorgde voor consequente vraag naar beelden, nieuws en interviews. Gaza kende tot de Israëlische aanvallen, een behoorlijk opgeleide lokale mediagemeenschap met kennis van de verhoudingen, taal, cultuur en geografie. Internationale media hebben van hun bemiddeling, beelden en productie, dankbaar en doorgaans verstandig gebruikgemaakt.
Uitzichtplaats Sderot op 8 juli, vanaf waar rook te zien is na Israëlische aanvallen op Noordelijk Gaza.
Foto Mostafa Alkharouf/Anadolu/Getty Images
Schokgolf
Dat is binnenkort dus voorbij. Het beeld gaat op zwart. De genocide bereikt nu de journalisten zelf. Zonder interventie zullen onze verslaggevers in Gaza sterven, deelde de vakbond van persbureau AFP deze week mee. Alleen, nous refusons de les voir mourir -– wij weigeren toe te zien hoe zij dood gaan, voegde het toe. Daarin klinkt wanhoop en woede door, die breed wordt gevoeld in de journalistiek. Op ‘interventie’ is immers geen zicht.
Agence France Presse is een wereldwijd persagentschap, dat in z’n lange geschiedenis eerder journalisten in het harnas verloor. Maar door hongersnood? AFP zegt daarover zelf: „Niemand van ons kan zich dat herinneren.” Toch is het nu zover. Op 19 juli gaf de fotograaf Bashar Taleb uit Gaza, ook werkzaam voor NRC, te kennen dat hij te verzwakt is om nog te kunnen lopen.
Dit zorgde voor een schokgolf in de journalistiek. Velen vragen zich af hoe ver te ver dit conflict nog kan blijven gaan. Hoe extreem moet of kan het nog worden. En soms ook: kun je zelf nog journalist zijn, als alle spelregels blijkbaar zijn opgezegd, niets er meer toe lijkt te doen en het einde nadert.
Wat betekent dan de aangekondigde dood door uithongering van een fotojournalist? Kúnnen we nog iets, als beroepsgroep? Kunnen we nog wel ‘door’ als dit gaat gebeuren? (Overigens probeert hij nog steeds beelden te maken, als hij kracht heeft.) Of leggen we het werk maar eens een poosje neer, uit machteloosheid en verdriet? Nádat we de minister brieven hebben bezorgd en in demonstraties meeliepen?
Putje van de beschaving
Gaza zit potdicht – er kan niemand in of uit. Lokale journalisten in levensgevaar evacueren, is vrijwel uitgesloten. Geld of voedsel overbrengen idem. Ook de vele duizenden zieken en gewonden mogen er niet weg. Noodkreten klinken er ook van Artsen Zonder Grenzen. De situatie is er „onacceptabel afschuwelijk”. We belanden hier dus in het putje van de beschaving. De strategie is behalve uithongeren, verdrijven en bombarderen dus het afknijpen van alle informatie – om ongestoord, niet geobserveerd Gaza te kunnen vernietigen.
Er lijkt sprake van het bijeendrijven van de resterende Palestijnen in – hoe dit te noemen – kampen, getto’s, met daarin uitgehongerde mensen. Met als mogelijke motieven verdrijving uit Gaza , ruimte maken voor nederzettingen van kolonisten, een Palestijnse staat met een houdbare economie verhinderen. Alles voor de veiligheid voor Israël. Hier dreigt dus een exodus van een etnische groep. En dus een tweede ‘Nakba’. Ongehoord en onvoorstelbaar, maar het komt steeds dichterbij.
Beschietingen in het grensgebied van de Gazastrook, 8 juli 2025
Beeld Reuters
Als Israël erin slaagt journalistieke verslaggeving hier buiten te houden, is dat behalve angstaanjagend ook uniek. Het brengt tevens het falen van het journalistieke vak als pijler van de rechtsorde dichterbij. Journalistiek in oorlogstijd gaat er nog steeds van uit dat perskaarten iets betekenen, dat ‘press’ op een scherfvest of een auto voor bescherming zorgt – dat oorlogvoering aan regels is gebonden, waarin proportionaliteit en humanitaire belangen meewegen. Als dat niet meer zo is kan een journalist dan nog zijn beroep uitoefenen? Of een hulpverlener, arts, verpleegkundige, etcetera?
Ongezien vernietigd
Zonder journalisten in het veld, die informatie verzamelen, verifiëren en verspreiden, live (letterlijk graag), weten slachtoffers zeker dat ze ongezien worden vernietigd. Professionele journalistiek, onafhankelijk, gericht op waarheidsvinding, evenwicht, transparant, corrigeerbaar – alles wat ‘de socials’ niet zijn – zorgt voor een rem op ieders handelen.
Journalistiek vormt immers het publieke geheugen, is een spiegel voor het individuele handelen. Ooit moet ieder rekenschap afleggen, al was het maar aan zichzelf. Journalistiek in een rechtsstaat is onmisbaar. Toegang tot betrouwbare informatie is niet voor niks een mensenrecht. Dat hoort onomstreden te zijn. En dat is het straks niet meer.