
Regel één voor elke dakloze: houd je verblijfplaats onberispelijk netjes en schoon. Zodat de autoriteiten je met rust laten en je langdurig op dezelfde plek kan blijven. Ik zag de regel laatst in uitvoering op een drugsdealers hot-spot vlakbij het Leger des Heils in Almere, waar onder een viaduct tussen de crackdealers en prostituees – en voor het oog van een politiecamera – één gebruiker druk doende was met bezem en vuilniszak. „Niet schijten waar je woont”, lichtte eentje toe.
En toen ik vorige maand de Scheveningse Bosjes in Den Haag bezocht en een dakloze sprak die net zijn tentje in het struikgewas verliet, was het eerste dat hij zei: „Bij mij nergens vuil, papier of stront”. Wijzend naar een tent verderop: „Maar dáár…”
In de Scheveningse Bosjes, een park om de hoek van het Catshuis, berucht om zijn daklozen, trof ik tientallen van zulke verblijfplaatsen maar bij de meest indrukwekkende, twee ruime tenten mét provisorisch toilethuis én keukentje, omringd door een takkenwal met tuinhek, was helaas niemand aanwezig.
Ditmaal wel. „Je mag binnenkomen hoor”, klinkt aan de andere kant van het hekje. Man en vrouw, Rafael (36) uit Polen en de Nederlandse Amee (29). Ze verblijven hier nu vier maanden en begonnen met één tentje. „Kijk, toen stond ’t hier nog vol struiken,” zegt Amee, die een foto toont op haar telefoon. Allemaal verwijderd, waarna Rafael de grond heeft geëgaliseerd met een tafelblad en een takkenwal heeft gevlochten tegen ongewenst bezoek. Van wat spaargeld hebben ze een grote tent gekocht en een andere ertegenover gezet. „Voor als we ruzie hebben.” Rafael, die een sjekkie draait: „‘Waarom twéé?’ vroeg de politie.” Amee: „Hallo! In een huis heb je toch ook meerdere slaapkamers?”
De twee zijn sinds zes jaar samen en leerden elkaar kennen via John. Daar huurde Rafael een kamer en toen ook Amee erbij kwam, aan de drank geraakt na het overlijden van haar vader, „werd het gezellig”. Totdat John een jaar geleden geen thuis meer gaf – „nek gebroken op de wc” – en ze op straat stonden. Eerst sliepen ze in de Q-Park van Scheveningen. Met acht man. „Geen goed idee”, zegt Rafael. „Karton, poep, toiletpapier.” Amee: „Daar mogen we nu een jaar niet meer komen. Begrijpelijk.” Maar dit plekje is perfect. De boswachter komt wekelijks langs en vindt het oké. Zolang ze het netjes houden. Dus toen laatst een dronkaard z’n tent vlakbij plaatste en ’s nachts begon te schreeuwen, greep Rafael in: „Oprotten! Ik heb het nu drie keer gezegd!” Want je wilt geen politie op je dak. „Niet handig”.
Koken doen ze op een Weber-barbecue, slapen op kussens van het Kurhaus „en kijk eens” – Amee toont de matras – „hóé dik!” Overdag zoeken ze spullen en ze vinden van alles. Alleen nog een badje, zegt ze, voor de zomer. Rafael: „Jacuzzi!”
En toch kijken ze uit naar de NAVO-top in juni, als alle circa dertig geregistreerde daklozen weg moeten uit de Scheveningse Bosjes. Want voor het oog van de wereld toont ook Den Haag zich graag net zo onberispelijk. „We hoorden over een hotel!”
