Column | Niet getreurd, dode bladeren zijn altijd een begin

Fallen Leaves heet de nieuwste van de Finse filmrebel Aki Kaurismäki, althans, dat is de Engelse titel. Net iets anders dan de Finse titel Kuolleet lehdet. Die betekent, begrijp ik van Google Translate, ‘dode bladeren’. Die hakt er net iets harder in, want de film vertelt over twee mensen die elk hun eigen afgestorven leven leiden. En die elkaar toch krijgen. Misschien. De film is stiekem een musical. Niet dat de personages zingen, nu ja, een enkele keer wel, per karaoke. Maar als ze het voor hun kiezen krijgen, draait Kaurismäki een plaatje. En ook al zingen ze dan niet zelf, de song legt bloot wat ze niet kunnen zeggen – dat is de kern van elke musical, dat het ongezegde gezongen wordt.

Als het koppel samen wegwandelt in de herfstkleuren, klinkt tot slot ‘Les Feuilles Mortes’ van Yves Montand: ‘…Mais la vie sépare ceux qui s’aiment / Tout doucement, sans faire de bruit…’. Maar dan in het Fins: ‘Kuolleet lehdet’ in de beeldschoon sidderende interpretatie van Olavi Virta, uit 1958.

Dode bladeren zijn dood. Herfst is herfst, maar mooi is mooi en geluk is geluk.

En niet getreurd, dode bladeren zijn altijd een begin. Het zit nog in de dop, maar het is er, althans, dat streepte ik aan op pagina 193 van Autumn, de snorrende post-Brexit-roman van Ali Smith: „Ik ben alle bladeren”, zegt een oude man, danser, songschrijver, verteller. Ja, hij is ook de „old long-gone leaves”. Dood, maar ze leiden naar een nieuw verhaal, verzekert hij. „There’ll always be more story. That’s what story is”. Oftewel: alle kunst is vertelkunst en die laat zich niet stuiten, wat geborneerde politici en hun denkluie adepten ook beweren.

Sinds die passage zoek ik naar gebladerte, ook in Aken, waar ik de laatste dagen van het jaar spendeer. In het mozaïek in de Paltskapel, het hart van de dom van Karel de Grote, wervelen de 9e eeuwse blaadjes massaal over bogen en koepels. Eeuwig rijp om te vallen en te verdorren, onophoudelijk rijp voor vervolgverhalen.

Detail van Dieric Bouts: Huisretabel met het huwelijk van Anna en Joachim (ca. 1520)

Ik neem de trein naar Leuven want daar is een expositie van de middeleeuwer Dieric Bouts, schilder uit de tijd dat schilders aan de kerk verbonden wonderdoeners waren. En zijn blad? Dat zit aan bomen. Bij Bouts ritselt er niets, het is altijd hoogzomer en het waait nooit. Het is doodstil. Net zo stil verbeeldt hij de heiligen, Jezus incluis, onbewogen als de dood van Pierlala. Onderworpen aan de karaoke van dwingende religieuze codes zitten ze vast in een rigor mortis. Feuilles mortes, dus.

Bouts wil zich geen buil vallen, hij respecteert de voorschriften van zijn kerkelijke opdrachtgevers. Hij gaat lekker los in de bijrollen. Daar bruist het bloed, daar rollen de tranen. Daar verbeeldt hij schrik, afschuw, treurnis. Een vrouw met een zwangere buik of, mijn favoriet, met geheven pink een koekje etend. Daar zetelt het leven van zijn schilderijen, met dank aan het dode blad. There’ll always be more story.