Column | Niemand in Europa kan nu nog achterover leunen

Er komen steeds meer sombere verhalen uit Oekraïne. Over het dodental waarover de regering zwijgt – maar dat astronomisch hoog zou zijn. Over de vijfduizend stuks munitie die Oekraïne per dag nodig heeft om de Russen tegen te houden, terwijl de Europese en Amerikaanse bondgenoten er maar tweeduizend sturen. Over Oekraïners die uit hun huizen worden gesleurd en naar het front worden gestuurd. Over duizenden anderen die het land ontvluchten omdat ze de zin niet meer inzien van een gevecht dat ze op deze manier toch niet winnen.

In Nederland begrijpen velen niet waarom dit hen aangaat. Oekraïne is ver weg. Nederlanders hebben de luxe om zich niet te verdiepen in de geopolitieke dynamiek achter dit conflict en zich alleen op te winden over die verdomde vluchtelingen daarvandaan. Maar in het oosten van Europa, waar het Westen grenst aan Rusland, begint men keihard alarm te slaan. Zij begrijpen dat als het Westen de politieke wil niet heeft om één frontstaat te verdedigen, namelijk Oekraïne, je je zorgen moet maken over het lot van àndere frontstaten – en dus uiteindelijk over het achterland.

In 2017 schreven de politicoloog Jakub Grygiel en de historicus en oud-onderminister A. Wess Mitchell in hun boek The Unquiet Frontier dat de macht van de VS wordt getest door andere grote machten: Rusland, China en Iran. Dat gebeurt aan de buitengrenzen van de Amerikaanse macht, ofwel waar die macht ophoudt: in Oekraïne, het Midden-Oosten rond Israël en Zuidoost-Azië rond Taiwan. Dat is de uiterste frontier, ver van het centrum van de macht in Washington. Als die grens het begeeft, interpreteert de uitdager dat als aanmoediging om door te stoten, omdat het centrum zichzelf kennelijk niet wil verdedigen. Een klassieker: de aftakeling van veel grote rijken begon met verlies van buitenposten. Nu staat de grens die in 2017 al ‘onrustig’ was, op twee van de drie plekken in brand. In Foreign Policy schrijven de auteurs dat „de rivalen van de VS niet alleen de stevigheid van de grens bij hen in hun buurt testen, maar ook anticiperen op de kans om de bredere wereldorde omver te gooien die decennialang het fundament was van westerse veiligheid en welvaart. De grens is in crisis – en daarmee het hele speelbord”.

Als de poging van Vladimir Poetin om Oekraïne in te lijven in een herrezen Russisch rijk inderdaad een test is van de Amerikaanse wil om zijn invloedssfeer te verdedigen, wordt het signaal nu duidelijk: Washington wil niet vechten. Het stuurt zijn bondgenoten aan de frontlinie, die voor het Westen vechten en doodgaan, niet eens genoeg wapens. Voeg daarbij het feit dat de VS elke controle heeft verloren over zijn bondgenoot langs die àndere frontlinie – Israël – en de trend wordt duidelijker. Driemaal raden welke les China, lonkend naar Taiwan, hieruit trekt.

Daarom bewapent Polen zich nu tot de tanden – 4 procent van het bbp gaat naar defensie. Daarom geeft de Litouwse minister van Buitenlandse Zaken, Gabrielius Landsbergis, keiharde, deprimerende tv-interviews over geopolitiek. Geen oeverloze discussies over zaken- of extraparlementaire kabinetten, maar hard talk over de existentiële dreiging, het „verblindende optimisme” en strategische onbenul van West-Europeanen en hoe een landje tussen Rusland en Wit-Rusland dit kan overleven.

Ook Landsbergis rijgt Oekraïne, de Gaza-oorlog en Taiwan als kralen aan één ketting. Hij zegt: „Als Oekraïne gedwongen wordt om te onderhandelen, moet de wereld – vooral diegenen vlak bij Oekraïne – zich voorbereiden op de volgende oorlog. Ik weet niet wanneer. […] Maar we hebben weinig tijd.”

Het is niet verloren. Maar dan moeten Amerikanen en West-Europeanen uit hun luie stoel komen en, net als Litouwers en Polen en de andere frontstaten, erkennen dat dit gemeenschappelijke buitengrenzen zijn, die verdedigd moeten worden. Het is dáár dat het naderende onheil moet worden gestopt.