Deze verkiezingscampagne kent vele verrassingen, zoals de ontzettende saaiheid ervan. Een andere verrassing is dat Geert Wilders, voorheen professioneel haatzaaier, volgens velen ineens „mild” is geworden. Waar VVD-leider Yesilgöz blijft herhalen dat ze geen „waterige compromissen” wil, verkondigt Wilders juist overal dat hij „water bij de wijn” wil doen. Ja, de PVV wil inderdaad de vrijheid van religie afschaffen, maar nog honderd keer liever wil de partij de immigratie beperken, zei hij tegen Nu.nl. En tegen Nieuwsuur: „De islam zal nooit uit ons dna gaan, maar de prioriteit ligt nu duidelijk bij andere zaken.”
Een interessant nieuw concept: van tevoren zeggen welke voorstellen er toch nooit van gaan komen. Het is alsof GroenLinks-PvdA in het programma zou zetten dat iedere Nederlander verplicht op een vegetarische kookcursus moet, om in interviews te zeggen: „Dat zouden we natuurlijk hartstikke leuk vinden, die kookcursus, maar we vinden het honderd keer belangrijker dat de vermogensbelasting omhooggaat.”
Wilders’ move is vooral misleidend. We zouden bijna vergeten dat we te maken hebben met een politicus die de één miljoen moslims in Nederland hun basale rechten wil ontnemen. Die met het verbod op moskeeën, korans en islamitische scholen de vrijheid van religie wil afschaffen, net als de vrijheid van onderwijs en artikel 1 van de Grondwet. Dat hij bereid is deze voorstellen op te geven doet daar niets aan af. (‘Bereid’ is ook een raar woord in dit opzicht. Het respecteren van de rechtsstaat zou een voorwaarde moeten zijn voor onderhandelingen, geen onderdeel ervan.)
We zouden ook bijna vergeten dat Wilders jarenlang de hoeveelheid haat en wantrouwen in de samenleving doelbewust heeft vergroot. Zo noemde hij het kabinet vorig jaar nog „crimineel” en „intens slecht”; het bestond uit „tirannen” die „een oorlogsverklaring aan Nederland” hadden gedaan. Ook noemde hij Sigrid Kaag meermaals „heks”, soms met een plaatje erbij van een heks die zich te pletter vloog tegen een boom. Dit taalgebruik heeft consequenties. Het aantal Twitter- en Telegram-berichten waarin politici voor heks werden uitgemaakt steeg de laatste paar jaar sterk, bleek vorige maand uit onderzoek van de Universiteit Utrecht. Vaak in combinatie met andere sinistere termen als brandstapel, satans en illuminati.
Wilders wil dus niet alleen de rechtsstaat deels buitenspel zetten, met zijn taalgebruik beschadigt hij ook de democratie. Het is immers onderdeel van een gezonde democratie om respectvol met elkaar in gesprek te gaan, en de ander niet te demoniseren. Uitgerekend Dilan Yesilgöz zou hier aanstoot aan moeten nemen, want zij wees vorig jaar in haar HJ Schoo-lezing op de democratie-ondermijnende krachten aan de linker- en rechterflank. Die krachten hebben we vaak niet in de smiezen, zei ze. „Als een ontwikkelde democratie wordt afgebroken, gebeurt dat niet met één grote klap, maar heel geleidelijk, in kleine stukjes.”
Toch wil diezelfde Yesilgöz, anders dan haar voorganger Rutte, Wilders niet uitsluiten als mogelijke coalitiepartner. Als argument draagt ze aan dat ze niet houdt van „Haags gedoe” en dat ze „geen kiezer uitsluit”. Beide argumenten zijn matig. De reden dat Rutte Wilders uitsloot was niet dat hij graag Haagse spelletjes speelde, maar dat Wilders’ ‘minder, minder’-uitspraak voor de VVD een morele grens over ging. Als die grens ineens verjaard blijkt, moet je uitleggen waarom, in plaats van over Haags gedoe te beginnen. Het niet willen uitsluiten van kiezers klinkt dan weer heel principieel, terwijl ik me niet kan voorstellen dat dit voor Yesilgöz een absoluut principe is. Als Hamas aan de verkiezingen meedeed, zou ze de potentiële Hamas-kiezers dan ook niet willen uitsluiten?
De echte reden om de PVV niet langer uit te sluiten is natuurlijk strategisch: de VVD toont respect voor Wilders’ kiezers, én vergroot haar manoeuvreerruimte in de coalitieonderhandelingen. Maar er zijn momenten waarop bescherming van de democratische rechtsstaat zwaarder zou moeten wegen dan partijstrategie. Door Wilders niet uit te sluiten, geeft Yesilgöz de boodschap af dat het billijk is wat Wilders de democratie wil aandoen. Ze doet alsof Wilders een gewone politicus is: met sommige van zijn plannen is ze het oneens, zei ze tegen RTL, net als met sommige plannen van andere partijen.
Maar Wilders ís geen politicus als alle andere. Hij mag zichzelf dan een „democraat in hart en nieren” noemen, met zijn antirechtsstatelijke plannen en zijn democratie-ondermijnende scheldpartijen is hij een geval apart.
De drone vloog door de studio, over het publiek, langs de huisband. „Dit vergt heel wat skills”, zei Vince Tonk met zijn blik op de jongen die naast hem het vliegtuigje bestuurde. „Maar die heeft Ralph wel.” Ralph Hogenbirk was zijn compagnon: met hem had hij een drone gebouwd die snel genoeg kon vliegen om Max Verstappen bij te houden. Maar vrijdagavond beperkte de drone zich tot een rondje door de studio van Carrie op Vrijdag (MAX).
Terwijl de themesong van James Bond door de speakers schalde, kregen kijkers de beelden te zien die de drone van zijn omgeving maakte. Over de bar. Langs André van Duin. „Misschien kan-ie door Carries benen”, stelde Tonk voor. Carrie ten Napel zette direct haar benen ver uit elkaar: het vliegtuigje zoefde soepel onder de presentatrice door. „Oooh”, deed het publiek. Luid geklap toen het toestel landde. „Spectaculair hoor, jongens”, riep Ten Napel over haar schouder – ze was alweer onderweg naar een andere tafel, waar de volgende gast op haar wachtte. „Niel…” Ten Napels stem klonk ineens zachtjes en zalvend. „Jij bent drie jaar geleden gevlucht met je moeder Oleksandra uit Odessa. Ik kan me voorstellen dat jij een andere associatie hebt bij drones.”
Carrie op Vrijdag is nu zo’n tweeënhalve maand op tv, en nog steeds vind ik het iedere week een overrompelende ervaring. Dat begint al bij de opening, waarin een van de gasten het programma van de avond aankondigt door het over een leeg voetbalveld te schreeuwen vanaf de perstribune. De afleveringen hebben titels als ‘Kom alles te weten over de penopauze’, maar ook ‘Je partner verliezen op je 25ste’. Onderwerpen variëren van grensoverschrijdend gedrag tot de mogelijkheid om te trouwen met jezelf. En het meest gekmakende, maar ook meest bewonderenswaardige aspect van dit alles is dat Ten Napel zich met zo’n souplesse van dronepiloten naar oorlogsvluchtelingen beweegt, dat ik spontaan ga twijfelen aan mijn eigen beoordelingsvermogen. Misschien ligt het aan mij dat ik een dag of twee moet bijkomen van zo’n bruggetje.
Aangesterkt
Tegen de tijd dat ik me voldoende aangesterkt voelde om de tv weer aan te zetten was het zondag en had Videoland de eerste twee afleveringen van Alone online gezet. RTL zond ’s avonds de eerste aflevering uit bij wijze van teaser; alleen gebruikers van de streamingdienst kunnen vervolgens wekelijks zien hoe negen deelnemers proberen te overleven „in de Noorse wildernis”. Alle negen hebben ze een eigen territorium aangewezen gekregen. Daar filmen ze zichzelf op hun survivalavontuur: ze worden zelfs niet vergezeld van een cameraploeg. Helemaal alone, dus – met uitzondering van de wilde dieren die ze er waarschijnlijk tegen het lijf zullen lopen. In voorstukjes wordt gehint op de aanwezigheid van slangen en beren. Ook wordt er overgegeven en zegt iemand gepanikeerd: „Ik ben helemaal paars”.
Hoewel ik niet van plan ben deze voorfase van The hunger games verder te kijken, had ik wel meteen een lievelinsgpersonage. Ze heette Marly (27), was „instructeur wildernis living skills” en vond het heel moeilijk om in de bewoonde wereld te leven. Toen ze werd gedropt op haar nieuwe woonplek begon ze dan ook onmiddellijk te huilen van geluk. Hier kon ze eindelijk haar „eigen stem helder horen, en die van de natuur”. Na één nacht kamperen op een lege maag huilde Marly opnieuw, maar nu niet meer van geluk. „Ik kom uit een veilig nest”, mijmerde Marly; „een bubbel genaamd Nederland. Het zat zo ver van de realiteit. Dít is echt. Wat je hier ziet heeft geen maskers. Als het regent, regent het. Als je niks vangt, vang je niks. Als je je vuur niet aankrijgt, is er niks.”
Misschien was Marly toch niet voor de wildernis gemaakt. Het avontuur was amper begonnen voor ze haar eigen beoordelingsvermogen in twijfel trok. Dat maakte haar tot de enige deelnemer in wie ik me herkende.
Alle begin is moeilijk bij de strijd tegen een schrijnende misstand, maar ook heerlijk, want je bezielende energie richt zich op dat ene doel, onvoorstelbaar ver weg: „Dit moet stoppen.” Nu heeft de actiegroep Kick Out Zwarte Piet (KOZP) besloten tot 5 december geen acties meer te voeren, omdat de groep de toezegging kreeg van tientallen Nederlandse gemeenten dat ze „de stap zetten naar een inclusieve sinterklaasintocht”.
In de zomer van 2011 kreeg Nederland massaal te maken met de kreet „Zwarte Piet is Racisme”, en dertien jaar later is de blackface Piet, de Piet met afropruik en uitpuilende lippen, een zo ongemakkelijk verschijnsel geworden dat de meeste gemeenten er niet aan moeten denken dat type weer binnenboord te halen. Een morele overwinning, in betrekkelijk korte tijd, want het moet voor de actievoerders onbegonnen werk hebben geleken. Maar vanaf een afstand zag je – zag ik ook zelf in de loop der jaren – hoe onhoudbaar die zogenaamd ‘klassieke’ Zwarte Piet werd. De actievoerders liepen hier voorop en hebben ervoor gezorgd dat het gros van de Nederlanders ondertussen moreel ongesteld raakt van het oude stereotype. Een kleine, binnenlandse revolutie; de ‘mentaliteitsverandering’ die slaagde.
En dan het besluit om te stoppen met acties, in ieder geval tot 5 december. Actiegroepen hebben het niet echt in zich de eindstreep in de gaten te houden, want zo’n groep vormt al snel haar eigen bestaansreden, en de wereld? Nou ja, die is altijd ontzettend niet-af. Des te opmerkelijker dat KOZP haar doelen en haar winst natelde, en beseft niet voor de eeuwigheid te bestaan.
Stoppen, da’s pas het echte, zware werk.
Nog zo’n voorbeeld: Linda Nooitmeer treedt af als voorzitter van het NiNsee, het Nationaal instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis. Acht jaar gaf deze vrouw, die eigenlijk bedrijfseconoom is, daar onbezoldigd leiding aan. Intussen zijn de excuses binnen van koning Willem-Alexander en voormalig premier Rutte. Nooitmeer begon met een onmogelijke opdracht, het was als „tegen de wind in fietsen”. En dan toch je knopen tellen. „Je krijgt nooit honderd procent wat je wenst.” En nu dan, met dit rechtse kabinet, inclusief PVV? „Dit is onomkeerbaar”, volgens Nooitmeer, „het slavernijdossier is (…) onze gedeelde geschiedenis”. Jezelf niet onmisbaar te wanen, het is bepaald niet iedereen gegeven.
De partij NSC besloot zaterdag op haar ledencongres niet te stoppen als coalitiepartij – het was niet gek geweest als ze dat wel hadden gedaan. Maar staatssecretaris Achahbar was al wel gestopt en in haar kielzog volgden de Kamerleden Hertzberger en Zeedijk. Moedig. Met rugdekking van die twee kan Achahbar niet aangewezen worden als die ene zondebok. Want drie, dat is geen toeval meer, three is a crowd.
Stephan Sanders schrijft elke maandag op deze plek een column.
In de praktijk heeft de kiezer vaak ongelijk. Volgens het cliché is het omgekeerd, maar bekijk alle nieuwe politieke partijen sinds de eeuwwisseling en zie het resultaat. Ik maakte een lijst en kwam tot zestien nieuwe partijen die sinds 2000 door professionele media en opiniepeilers relevantie werden toegekend.
Leefbaar Nederland, de LPF, de Partij voor de Dieren, Trots op Nederland, 50Plus, Forum voor Democratie, Volt, Nieuw Sociaal Contract, etc.
Vaak gevormd uit betrokkenheid bij de democratie: burgerzin. Ze debatteerden onderling, schreven beginsel- en verkiezingsprogramma’s, ze presenteerden hun leider – Pim Fortuyn, Peter R. de Vries, Rita Verdonk, Pieter Omtzigt, etc.
Daarna volgde doorgaans een periode van populariteit – meestal alleen in peilingen, soms ook op verkiezingsdag. Vervolgens zakten ze weg in een complex van onderlinge kift, zelfoverschatting of, meestal het belangrijkste, een gebrekkig inzicht in de democratische praktijk.
Democratie is aan de tekentafel eenvoudiger dan in de werkelijkheid. Zorgvuldig geformuleerde idealen botsen er op die van anderen. En democratische gezindheid kan ook ongemakkelijke conclusies oproepen: zie de NSC-Kamerleden die na de uitslag vorig jaar, hoewel hun partij een gedoogrol wilde, moesten aanzien dat de PVV aanstuurde op regeren met NSC.
Stapjes
Je las het in het oprechte interview dat de opgestapte Rosanne Hertzberger (NSC) aan NRC-collega Guus Valk gaf. Zij had weinig tot niets met de wereld van Wilders. Maar zij is ook democraat. „Hadden wij tegen Nederland moeten zeggen: wij gaan onder geen beding met de PVV samenwerken, ondanks haar grote democratische mandaat?”
Zo vrat de democratie aan haar wereldbeeld. „Kunnen we het niet tóch proberen, met rechtsstatelijke waarborgen, met goede afspraken vooraf? Het is een proces van acceptatie geweest, het is in stapjes gegaan. Ook bij mij.”
Het veranderde de culturele afstand tussen beide partijen niet. NSC-oprichter Omtzigt noemde eerder zijn katholieke achtergrond „een bron van inspiratie”. Het populisme van Geert Wilders is altijd volmaakt atheïstisch geweest. Voor politiek gewin is wat hem betreft vrijwel elke normoverschrijding een optie.
Omtzigt wist het uit eigen waarneming. Maar ook hij zette de stapjes die Hertzberger zette. Zo gebeurt het nu dat de man die als CDA-Kamerlid in 2010-2012 ervoer dat het CDA door de samenwerking met de PVV in crisis raakte, nu ervaart dat NSC door de samenwerking met de PVV in crisis raakt.
Geknakt
Hoewel ik me afvraag of hij dit voldoende doorziet. In korte tijd twee bewindslieden verloren, twee Kamerleden, al bijna een jaar beroerde peilingen. Een partij die een gezonde bestuurscultuur nastreeft, maar deelneemt aan een coalitie met een zeer ongezonde bestuurscultuur. Een partij die het belang van visie onderstreept maar in een coalitie werkt met een stapeltje standpunten – het ‘Hoofdlijnenakkoord’ – dat allesbehalve een visie bevat.
Wat dit betreft had Omtzigts zonnige terugkeer naar het Binnenhof, woensdag, iets absurdistisch: de grondlegger, voor de tweede keer hersteld (?) van een burn-out, die het gedeelde leiderschap van een partij op zich neemt die na een jaar werken met de PVV ook zelf opgebrand lijkt: Nieuw Sociaal Geknakt.
Nu keek ik van een afstand vaak wel op van de aanhoudende berichtgeving over Omtzigts welbekende grillen. Niet altijd onlogisch gezien zijn rol in de formatie. Tegelijk veranderden de normen.
Premier Ruud Lubbers (1982-1994, CDA) was zo hyperactief, leert een recente biografie, dat hij een dwangmatige behoefte had zich met andermans portefeuille te bemoeien. Zijn opvolger Wim Kok (1994-2002, PvdA) kon zo ijzig chagrijnig zijn dat sommige bewindslieden hem liever uit de weg gingen. Mark Rutte (2010-2024, VVD) werd soms zo boos zijn dat hij de gordijnen uit de rails trok.
Allemaal bekende feiten, die tijdens hun politieke leven hooguit zijdelings aandacht kregen: media concentreerden zich op inhoudelijke keuzes en machtsverhoudingen. In deze coalitie is het anders: de media-aandacht voor inhoud en macht verliest het van media-aandacht voor Omtzigts gecompliceerde persoonlijkheid. Maar is dat nou de kern van het probleem?
Ontluisterend
Deze coalitie heeft een andere handicap die het gemier over personen verre ontstijgt: het totále gebrek aan bestuurlijke capaciteit van de PVV. Toen de eerste verkenner, PVV-senator Gom van Strien, afviel na enkele dagen NRC-onderzoek – deze week bevestigd door het Hof – had de PVV niemand meer om haar regierol in de formatie waar te maken.
Wilders koos voor een verkenner uit de PvdA, Ronald Plasterk, die ook in de problemen kwam door NRC-onderzoek. Hij werd later niettemin Wilders’ kandidaat-premier maar moest zich, mede onder druk van VVD-kopstuk Johan Remkes, terugtrekken voor die functie.
Het gevolg: een formatie die tegen het einde niet eens een kandidaat-premier had. Ontluisterend.
Een krankzinnige zoektocht volgde, talloze kandidaten werden gepolst, uiteindelijk zei Dick Schoof ja. Intussen kwam Wilders’ kandidaat-vicepremier, beoogd minister van Asiel en Migratie Gidi Markuszower, niet door de AIVD-screening. Andere PVV-brekebenen zonder rechtsstatelijk besef traden aan.
En de vrouw die Markuszower verving, Marjolein Faber, grossiert op het belangrijkste beleidsterrein voor dit kabinet – asiel en migratie – in blunders en ander geknoei. Om maar te zwijgen van haar kappersrekening, waar Henk en Ingrid zich een heel jaar van kunnen laten knippen.
Capitulatie
En het pijnlijkste tijdens Omtzigts afwezigheid was dat NSC zelfs afzag van steun aan een D66-voorstel dat de PVV zou hebben gedwongen een ledendemocratie te vormen, waardoor ook die partij mensen zou gaan opleiden.
Eerder bepleitte Omtzigt zelf dat alle parlementaire partijen „intern democratisch” moeten worden. Waarna Wilders hem toebeet: „Waar bemoei jij je mee?”
Dus toen vorige maand uitkwam dat NSC er zich inderdaad niet meer mee bemoeide, gaf de partij de autonomie op die ze in de formatie bedong: ze capituleerde voor Wilders.
Notulen
Het voorlopige dieptepunt was dinsdag, toen oppositieleider Frans Timmermans (GL-PvdA) een debat aanvroeg na berichtgeving over het vertrek van staatssecretaris Nora Achahbar (Toeslagen, NSC) wegens beladen discussies in het kabinet. Hij vroeg daarom ook publicatie van ministerraadnotulen. Nog in 2021 publiceerde het kabinet beladen uitingen in de ministerraad over de Toeslagenaffaire.
Het verschil:
Wilders in 2021, toen oppositie: „Alle stukken vrijgeven en morgen een debat.” In 2024, nu coalitie: „Geen steun voor het debat en geen steun voor de notulen.”
De VVD in 2021, toen coalitie: „Wij steunen een debat.” In 2024, nu coalitie: „Geen steun voor dit debat.”
Caroline van der Plas in 2021, toen oppositie: „Wij steunen de aanvraag voor dit debat, en wel zo snel mogelijk.” In 2024, nu coalitie: „Geen steun voor het debat.”
Niets stond NSC op papier in de weg de oppositie te steunen. Maar fungerend fractievoorzitter Nicolien van Vroonhoven zei: „Voor ons is de kous af.”
Er liggen een slordige twintig NSC-zetels voor het oprapen
In de democratie blijven in dit soort modderige omstandigheden alleen de beste politici overeind. Vaak is het acteertalent. Vaak is het democratische intelligentie: het vermogen voldoende principiële winst te boeken in een omgeving die je voortdurend uitdaagt je principes op te geven. Vaak zijn het de politici die (later) het verwijt krijgen dat ze geen visie hebben, dat ze opportunistisch zijn, plucheplakkers, leugenaars.
En juist dit soort kritiek op de politiek is sinds de eeuwwisseling de basis voor de populariteit van nieuwe partijen. Maar die basis blijkt telkens te smal. De visie, principes en zuiverheid die ze aanbieden, worden in de Haagse praktijk vanaf dag één op de proef gesteld, in de partij, in de Kamer, in een coalitie, en dat vergt een evenwichtskunst die maar weinigen beheersen: ziedaar de val van NSC.
Lego
In dat opzicht was de systeemkritiek van NSC achteraf vooral een Nieuw Sociaal Construct. Het had alles te maken met Omtzigts weerzin tegen de monistische houding van Rutte, diens beslotenheid, en het opereren van het CDA daarin. Vandaar zijn hang naar goed bestuur, visie, tegenmacht en openheid.
Hij bouwde een partij als een Lego-project. Mooi uitgedacht, correct opgezet, veelkleurig uitgevoerd. Maar niet bestand tegen de realiteit. Want als je kiezers na dit jaar van chaos zou vragen naar de premier van hun voorkeur – Schoof, Wilders, Omtzigt, Rutte? – lijkt me de kans erg groot dat ze Rutte aanwijzen.
De realiteit na deze week is dat de coalitie, mocht het echt niet meer gaan, het kabinet met een gerust hart kan laten vallen. Na alle vernietigende berichtgeving dit jaar, recentelijk gevoed door het vertrek van vier NSC-politici in twee weken en Omtzigts wankele terugkeer, staat de schuldige van de verstoorde coalitieverhoudingen in de beeldvorming wel vast: NSC. Het maakt het voor de anderen relatief veilig zo nodig aan te sturen op een val: de veroorzaker is bekend.
Dus als één van de andere drie het echt niet meer houdt: er is een uitweg. Een uitweg met een bonus: er liggen een slordige twintig NSC-zetels voor het oprapen.