N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Ouderen van Nederland! Ik heb een vervelende boodschap voor jullie. Bel je kinderen op en zeg tegen ze: „Jullie zullen méér voor mij moeten gaan zorgen.”
Misschien vragen die kinderen: „Maar doen wij dan niet genoeg voor je?” Dan moeten jullie zeggen: „Ik vind van wel, maar volgens minister Conny Helder voor Langdurige Zorg en haar ambtenaren kan er nog wel een tandje bij.”
„Maar hoe moet dat dan in de praktijk”, zullen die lastige kinderen willen weten. „Wij hebben ons werk en ons gezin en wij wonen een uur rijden van je vandaan.”
Om de kinderen wat meer inzicht te verschaffen in de plannen van de minister, is een verwijzing nuttig naar het interview dat zij in Trouw gaf. Daarin legt ze uit dat de ouderen door de toenemende vergrijzing meer moeten gaan betalen voor minder zorg en minder verzorgend personeel. Van de overheid moet minder verwacht worden. „Ons beleid is al dat we ouderenzorg anders gaan organiseren”, aldus de minister. „We moeten de zorgvraag naar beneden brengen, zodat mensen meer zelf moeten gaan doen.”
De Trouw-verslaggevers werpen tegen dat er niet meer mantelzorgers zijn bijgekomen sinds 2015, toen bij de decentralisatie van de zorg door het kabinet-Rutte II (samen met de PvdA!) de verwachting was dat mensen meer voor elkaar zouden gaan zorgen. „Ik kan dat niet van bovenaf opleggen”, antwoordt de minister. „Jongeren beseffen gelukkig steeds meer dat zij voor hun ouders moeten gaan zorgen. Maar het blijft een puzzel: hoe ga je dat doen zonder dat alles in je leven mantelzorgen wordt.”
Kortom, de minister erkent dat zij en haar voorgangers met hun beleid een steeds moeilijker wordende puzzel hebben ontworpen, maar voor de oplossing moeten we niet bij haar zijn, maar bij onze kinderen en buren.
Moet de buurman de buurvrouw voortaan helpen bij het naar het toilet gaan, vragen de verslaggevers. „Nee”, zegt de minister. „Mensen hebben graag privacy. Ik heb een schat van een buurman, maar ik moet er niet aan denken. Ik heb veel liever straks een toilet dat mij helpt om dat gewoon zelf te doen.”
Hoe zo’n toilet precies werkt, staat er niet bij, wél dat de minister „er laatst op een had gezeten”. „Het was niet een heel prettige ervaring.”
De minister zal eraan moeten wennen. Ze is al 64 jaar, dus over twintig jaar moet ook zij met de billen bloot op die ‘zelfwerkende wc’. Tenzij ze genoeg vermogen heeft vergaard om zo’n peperduur privé-verzorgingstehuis te kunnen betalen, waar de billen nog ouderwets worden afgeveegd door een gedienstige verpleger.
We zijn een volk van uitersten. Vroeger, toen onze ouders oud waren geworden, namen we ze vaak te vroeg op in bejaardentehuizen. Dat werd te kostbaar. Daarna begon op grote schaal de sluiting van deze verzorgingstehuizen, alleen wie half dood en/of zwaar dement is, kan nu nog worden opgenomen in een verpleeghuis. De overige bejaarden, hoe behoeftig soms ook, moeten volgens de minister vertrouwen op nieuwe „technische snufjes, zoals oogdruppelbrillen en steunkousaantrekkers”.
En daar zit je dan als oudje eenzaam op je zelfwerkende wc, in de ene hand een oogdruppelbril, in de andere een steunkousaantrekker terwijl je pathetisch denkt: moet ik straks ook nog zelf mijn eigen graf graven?