Column | ‘Mijn vrouw en ik worden samen minister’

Eppo Bruins, ex-ChristenUnie en nu bijna minister van Onderwijs namens NSC, heeft net voor de tv-camera’s een paar keer gezegd dat hij „de juiste man op de juiste plek” is. Dinsdagochtend in de Tweede Kamer. En op weg naar de uitgang zegt hij dat zijn vrouw dat ook vindt, ja. Sterker nog: „We gaan dit samen doen.”

Bruins was, toen Pieter Omtzigt hem belde, net benoemd als hoogleraar Science in Politics and Public Policy in Leiden. Hij was ook voorzitter van de Adviesraad voor Wetenschap, Technologie en Innovatie en had zijn leven, zegt hij, „goed op orde”. „Er was veel tijd om met de hond in het bos te wandelen.” Dat is voorbij, maar er komt volgens Eppo Bruins iets voor terug wat zijn vrouw ook „heel erg belangrijk” vindt: „Alles staat vanaf nu in het teken van deze job als minister, dáár focussen wij ons op. Zij ziet het als haar taak om ervoor te zorgen dat ik die goed kan doen.” Eppo Bruins is gestopt met zijn vrijwilligerswerk, zijn vrouw ook.

De aanstaande minister van Landbouw, Femke Wiersma van BBB, verhuist met haar vier kinderen van Friesland naar Den Haag en ook zij zegt: „We gaan dit met z’n allen doen.” En als je bedenkt wat de gezinsleden van de bijna beëdigde ministers te wachten staat: dat is misschien ook zo. Hun huis krijgt nieuwe, beveiligde ramen, een alarminstallatie, een kluis.

Van SGP-medewerker Menno de Bruyne, expert in politieke geschiedenis, hoor ik over Alexander Idenburg van de Anti-Revolutionaire Partij (ARP) die in 1902 uit plichtsbesef minister van Koloniën werd. Hij schreef aan zijn vrouw dat hun allebei een „vreselijke beproeving” te wachten stond. En over Jan de Quay van de Katholieke Volkspartij (KVP) die in 1959, toen hij premier zou worden, eerst nog hoopte dat zijn cardioloog het hem zou verbieden. In zijn dagboek schreef hij: „Oh, oh, wat wordt het? Voor ons persoonlijk alleen maar nadelen.”

Maar je had ook KVP’er en boerenzoon Fons van der Stee die in 1973 minister van Landbouw werd, al had zijn moeder hem gewaarschuwd: „Och mien jongen, zou je dat nou wel doen?” Wist hij niet meer dat ze een keer, toen zijn vader ziek was, samen over het land liepen? „Jij kunt nog geen haver van gerst onderscheiden.”

Om het als partner van een minister vol te houden, zegt een oud-adviseur van een minister, moet je misschien vooral in staat zijn om jezelf weg te cijferen. Er zijn er ook die enorm meegenieten van alle aandacht voor hun vrouw of man. „Die worden voorzitter van de fanclub.”

In 1901 kon Theo Heemskerk van de ARP minister van Binnenlandse Zaken worden. Zijn partijleider Abraham Kuyper zette hem onder druk. Maar zijn vrouw ook. Ze was met vakantie in Zwitserland en stuurde hem een telegram: wilde hij ja zeggen? „Dan kom ik niet terug naar Den Haag.” Theo Heemskerk zei nee.