Column | Mijn anekdote over een vriendin die op WhatsApp vraagt of ik haar Signalbericht heb gezien, doet het hier goed

Onder de bezoekers aan het Facebook Museum op Utrecht Centraal is Ikram Khouyani (22) een uitzondering. Ze opent de app geregeld. Ze is voor haar acteeropleiding net naar Leeuwarden verhuisd en lid geworden van een Facebook-community van jonge vrouwen in Leeuwarden om daar nieuwe mensen te leren kennen. De marktplaatsfunctie heeft haar bovendien wel eens rollen opgeleverd.

Ze staat naast een plechtig ogende tafel vol wit-blauwe kaarsen. Die kunnen worden opgestoken ter nagedachtenis aan wat Facebook ons heeft gebracht – ‘Moge de data zachtjes rusten’ – en smelten weg als je ze aansteekt. Relatiestatus, tijdlijn, shitposting, doomscrollen, haak- en haatclubs.

Khouyani luistert verbaasd naar vriend Lucas Zwolle (26) die vertelt dat het in zijn sociale kring eigenlijk not done is om nog klakkeloos Facebook en WhatsApp te gebruiken. Hij volgt een opleiding tot sociaal werker en daar zijn ze vooral links en dus wars van hun afhankelijkheid van de bedrijven van Mark Zuckerberg. Sommige docenten kan hij alleen nog via Signal bereiken. Mijn anekdote over een vriendin die me op WhatsApp vraagt of ik haar Signalbericht wel heb gezien, doet het hier goed.

De gedachte achter de tijdelijke tentoonstelling in de stationshal is dat de Facebook-fase in ons bestaan eindig is. Net zoals bijvoorbeeld Hyves dat was. Of mijn iPod. En dat er in het huidige debat over de schadelijke effecten van sociale media te weinig aandacht is voor wat projectleider Marissa Memelink van kunstenaarscollectief Set Up omschrijft als ‘het emotionele loskomen’. Het gaat veel over fakenews, schermtijd en beïnvloeding. Maar Facebook bestaat ook uit leesgroepen, breiclubs, lotgenotengroepen, buurtverenigingen en oldtimertoerrittenorganisaties. Uit mensen die dat contact zouden missen als ze het verliezen. „Hoe zeg je dan ‘doei’?”

Wat zich de afgelopen twee decennia op het platform afspeelde is ‘cultureel erfgoed’, zegt Memelink. „Het is niet alleen aan Mark Zuckerberg om te bepalen wat daarmee gebeurt.” Ik heb mijn account nog, hoewel ik al jaren niet meer kijk. Ik ben bang het lijntje naar vage kennissen door te knippen en moet nog steeds een paar geliefde foto’s downloaden die ik er in 2009 op heb gezet.

In het pop-upmuseum kunnen mensen met pen en papier herinneringen achterlaten. „Het altijd kunnen zien wat ex-en nu aan het doen zijn,” hangt aan de prikmuur. „Dat Henk Krol mijn overleden buurman feliciteerde.”

In een vitrine ligt een halsband van een kat op een mooi kussentje. Een altaar voor de tijd dat deze catfluencer veel volgers scoorde met foto’s van Ziza. Er ligt ook een pluk (schaam)haar achter glas. Een verwijzing naar de moderatoren, die bepalen wat wel of niet op Facebook mag worden getoond. Ik moet ook aan Auschwitz denken.

Dan (50) uit San Francisco stuitte per toeval op het museum en vindt het ‘hilarisch’. Hij fotografeert uitgebreid voor vrienden die bij Meta, (het moederbedrijf van Facebook) hebben gewerkt. Een van hen heeft het ‘duimpje’ ontworpen en is nu stinkend rijk. De Amerikaan kan er niet over uit dat dit kunstproject op een openbare plaats staat. „In de VS zou dit niet kunnen. Facebook zou je onmiddellijk aanklagen.”

Ik neem de trein naar huis. Ik moet toch weer eens inloggen op Facebook, voor de groep Fietsvakanties met jonge kinderen. Vier jaar geleden heb ik daar goede kinderfietsen gescoord. Die gebruiken we nog steeds.

Marloes de Koning doet deze donderdag in plaats van Freek Schravesande verslag uit het land.