Column | Meest onmenselijke ooit

Ik wandelde door Wormer met Lucie van Roosmalen (8) en Frida van Roosmalen (2). Een bewoner fietste voorbij en schold me uit voor ‘ongelikte beer’, de wind had vrij spel. Wormer is een lintdorp, bij harde wind voelt het alsof je in een trechter wordt getrokken. Je kunt je er wel tegen verzetten, maar op een gegeven moment kom je vast te zitten. Een grote klont vlees in een te smalle pijp. Murw geslagen door het leven. Grote meningen over kleine zaken. De latente haat op de elite borrelde post-corona even op, maar de omgekeerde vlaggen zijn om onduidelijke redenen gestreken. De haat richting overheid bestaat nog steeds, maar er is even geen aanleiding om die te ventileren. De oorlog in Gaza is hier nauwelijks een gespreksonderwerp, Oekraïne is vergeten, de verkiezingen zullen de meesten een rotzorg zijn.

„Het regent”, zeiden ze bij de kassa in de Vomar.

Er stond een vrouw tussen die het nog nooit had meegemaakt dat het zo lang regende.

„Je durft het bijna niet hardop te zeggen tegenwoordig”, bemoeide een moeder die ik herkende van het schoolplein, ze heeft een indianenhoofd op haar onderarm laten tatoeëren, „want dan beginnen ze weer over het klimaat.”

Ik woonde inmiddels zo lang in de periferie dat ik wist dat de hoeveelheid regen, maar ook droogte of stijgende temperaturen niets, maar dan ook niets, met het klimaat te maken hebben. Eerst vond ik dat dom, maar tegenwoordig vind ik het rustgevend. Als je de grote problemen accepteert als verschijnsel waar je soms over kunt klagen, maar verder niets aan kunt doen, is alles veel beter verteerbaar.

‘Zegels erbij?”, vroeg de kassière.

„Waarvoor deze keer?”, vroeg de vrouw met het indianenhoofd.

„Roestvrijstalen steelpannen.”

Ze maakte een wegwerpgebaar.

„Misschien wil de bekende Nederlander ze?”

De kassière keek naar mij.

Ik zei dat ik steelpannen haat. Achter me werd gelachen, ik voldoe graag aan het verwachtingspatroon.

Lucie van Roosmalen zag een vriendin van school bij een andere kassa staan.

„Die heeft wel een hond”, zei ze.

Haar grootste wens is een grote hondenmand waarin ze dan tegen haar eigen hond kan liggen. Ik zei dat die droom nooit uit ging komen, de vrouw achter ons in de rij die het nog niet eerder had meegemaakt dat het zoveel regende wilde zich verder nergens mee bemoeien, maar moest toch even kwijt dat ze dat onmenselijk vond.

Misschien wel het meest onmenselijke wat ze ooit had gehoord.

Marcel van Roosmalen schrijft op deze plek een wisselcolumn met Ellen Deckwitz.