Column | Martin Bosma van de PVV leest voor, wie luistert?

Elke dinsdagmiddag, net voor de stemmingen in de grote debatzaal, leest Tweede Kamervoorzitter Martin Bosma van de PVV een gedicht voor. Vorige week was dat Paeschen van Constantijn Huygens, uit 1645. Maar op de publieke tribune kun je het nauwelijks horen, Kamerleden praten erdoorheen.

In de gang, na de stemmingen, vraag ik aan drie PVV’ers, Emiel van Dijk, Chris Faddegon en Henk de Vree, of ze nog weten welk gedicht Bosma net voorlas. Ze lachen. „Geen idee.” Henk de Vree weet nog wel dat het over Pasen ging. En hij zegt: „Tweede helft zeventiende eeuw?” CDA-leider Henri Bontenbal, Caroline van der Plas van BBB, SGP’er Chris Stoffer en Diederik Boomsma van NSC noemen de dichter én het gedicht. Mirjam Bikker van de ChristenUnie klinkt zelfverzekerd: „Rutger Kopland.” Maar dat was op 4 februari. Bosma las toen Dode Hond voor.

Het lukt me niet om Kamerleden van D66 of GroenLinks-PvdA te vinden die hebben opgelet. Marieke Koekkoek van Volt luistert bijna nooit. Ze vindt het „een beetje irritant”, zegt ze, dat een voorzitter, die volgens haar dienstbaar moet zijn, het elke week even laat draaien om hém. Om het gedicht dat híj heeft uitgekozen. „Ik denk ook nog wel aan zijn speech toen hij was gekozen als voorzitter, en hij die overwinning opdroeg aan ál die arme PVV’ers die geen baan konden krijgen omdat ze PVV’ers waren.”

Bosma had het als Kamerlid over ‘omvolking’, een racistische complottheorie. Hij zag de witte bevolking van Zuid-Afrika als een onderdrukte minderheid en dacht dat dat lot ook witte Nederlanders te wachten stond. In 2023 werd hij voorzitter, hij beloofde om „knetterneutraal” te zijn. Vanaf die tijd hoort de buitenwereld van hem alleen nog de gedichten, interviews geeft hij niet.

Bij de uitgang van de grote zaal, donderdagmiddag, zegt Bosma tegen mij dat de Kamerleden de ene keer beter naar hem luisteren als hij voorleest dan de andere keer. „Maar ik vind het fijn om te doen en ik krijg er veel reacties op, in het binnen- én buitenland.”

Begin februari was Bosma bij een diner van een groepje Kamerleden met de Franse ambassadeur. Die Kamerleden, en volgens hen óók de ambassadeur, waren verbijsterd toen ze Bosma hoorden zeggen wat Geert Wilders ook een keer zei: dat Nederland Vlaanderen er wel bij wil hebben. Dan kon Wallonië, zei Bosma volgens de Kamerleden, naar Frankrijk. Op donderdag wil Bosma niets zeggen over het diner of over het idee van ‘Groot-Nederland’ dat hij daar zou hebben geuit. Alleen dit: „Er wordt op zo’n avond over politiek gesproken en over dingen die eventueel zouden kunnen gebeuren, ja.”

Veel Kamerleden denken dat Bosma gedichten voorleest omdat hij van de Nederlandse taal houdt. Als er in moties ‘pilot’ staat, hoor ik, maakt hij er ‘proef’ van. Maar er zijn ook Kamerleden als Mirjam Bikker en CDA’er Eline Vedder, die zich élke week opwinden over de taalfout die Bosma maakt als een stemmingsuitslag onduidelijk is: „We doen het overnieuw.” Dat is een contaminatie, een verkeerde samentrekking van woorden. Je doet iets ‘over’ of je doet iets ‘opnieuw’.

„Oké”, zegt Bosma. „Dat wist ik niet.”

Petra de Koning doet elke dinsdag verslag over de Haagse politiek. ([email protected])