N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Wereldkunst Kunst en leven waren vroeger vrij strikt van elkaar gescheiden. Nu is dat niet meer zo. Voor de waardering van kunst heeft dat gevolgen.
Ineens was het genoeg. Het moet ergens in het voorjaar van 2022 zijn geweest toen een Nederlandse kunstenaar voor de derde keer een portret van tennisser Novak Djokovic op haar sociale media plaatste. Commentaar gaf ze er niet bij, maar uit de rest van haar (schaarse) posts werd duidelijk dat de foto’s zonder voorbehoud mochten worden opgevat als een steunbetuiging aan Djokovic’ standpunt in het corona-vaccinatiedebat. Djokovic, een van de grootste tennissers aller tijden, was aan het begin van 2022 nogal hardhandig uit Australië verwijderd, omdat hij weigerde zich tegen corona te laten vaccineren – waardoor hij zijn titel op de Australian Open niet kon verdedigen en een martelaar werd van de antivax-beweging. Diezelfde antivax-beweging hing mij nu net volkomen de keel uit: hun gestook, hun gemanipuleer, hun neiging de werkelijkheid (al die ziekenhuisopnames, al die doden) te ontkennen – met een paar knopdrukken verwijderde ik de kunstenaar van mijn tijdlijn. Weg. Dat luchtte op. Maar dat duurde kort: al snel voelde ik me óók schuldig. Ze is namelijk heel aardig, deze kunstenaar. Goed werk, ook nog eens.
Ik moest terugdenken aan deze mini-oprisping toen ik deze week het boek Monsters las van de Amerikaanse schrijfster Claire Dederer. Dat gaat over een actuele vraag: kunnen, mógen goede kunstenaars ‘slechte’ mensen zijn? Dederer gaat daarbij voor de grote greep, voor de klassiekers: ze schrijft over Michael Jackson (kindermisbruik) Roman Polanski (kindermisbruik en -verkrachting), Virginia Woolf (antisemitisme), Pablo Picasso (structurele misogynie), J.K. Rowling (transhaat) en heel veel andere grote namen. Daarbij vraagt ze zich af in hoeverre we het werk nog kunnen waarderen als je weet dat de maker er dubieuze opvattingen of een bedenkelijke levenswandel op na houdt. En, nog fascinerender: in hoeverre de goede kunst misschien wel mede voortkomt uit die twijfelachtige levensstijl.
Dat zijn confronterend dilemma’s. Want de vervlechting van kunst en (slecht) leven zit diep: het is namelijk óók de uiterste consequentie van het romantische idee dat bijna twee eeuwen lang het fundament heeft gevormd onder de westerse kunstbeschouwing. Dat romantische idee zegt dat elke kunstenaar bouwt aan een eigen wereld, met alles wat zij of hij heeft, een eigen universum, waarin zij of hij de dienst uitmaakt. Alleen: hoe ver reikt dat universum buiten de kunst zelf? Tellen interpretaties mee die de kunstenaar zelf niet heeft bedacht – of zelfs liever niet bij het werk wil betrekken? Bestaat er wel zoiets als een scheiding tussen leven en kunst?
In haar boek doorloopt Dederer het hele spectrum. Neem J.K. Rowling: zij wordt beschuldigd van transhaat, maar hoe je het ook wendt of keert, in haar fameuze Harry Potter-boeken is daar weinig van te vinden. Moet je die boeken dan toch afrekenen op de auteur? Of, erger al, hoe kijken we naar Picasso’s meesterlijke schilderijen van Dora Maar, Olga Khokhlova, Françoise Gillot, Jacqueline Roque terwijl je wéét dat hij zich tegenover al deze vrouwen als een all time bully gedroeg en in een vlaag van macho-woede zelfs een brandende sigaret tegen Gillots wang aandrukte? Wat blijft er, nóg verder, over van Rosemary’s Baby en Tess en The Pianist met het opsporingsbevel voor kinderverkrachting tegen Polanski in je achterhoofd?
Willen we kunst en leven eigenlijk wel scheiden?
De-romantisering
Natuurlijk komt deze nieuwe aandacht voor de morele grenzen van kunst mede voort uit de artistieke de-romantisering waar we volop in zitten. Daardoor worden sociale en maatschappelijke factoren steeds belangrijker bij het interpreteren van kunst – en komen het gedrag en de opvattingen van kunstenaars die onder de autonome vlag vaak werden getolereerd (of weggewuifd) onder druk te staan. Dat is voor veel kunstconsumenten (als Dederer) nogal wennen. Die oude romantische cultuur bood kunstenaars namelijk op een geweldige manier de gelegenheid de grenzen van de kunst en de maatschappij op te zoeken, ideeën uit te proberen die in de ‘normale’ wereld niet vanzelfsprekend waren – maar daarbij verloren ze nog wel eens een maatschappelijke grens uit het oog. Soms hing dat direct samen met het scheppen zelf: vorige maand draaide in Eye bijvoorbeeld het fantastische Burden of Dreams, de documentaire over het maken van Fitzcarraldo, waarin regisseur Werner Herzog de grenzen van het betamelijke ver overschrijdt (een dode, verschillende zwaar gewonden), want dat vond hij nodig om tot het ultieme kunstwerk te komen. Vaker echter (Dederer noemt Picasso, Hemingway) is het voornaamste, of zelfs enige, verband tussen het grootse werk en het dubieuze gedrag dat het afkomstig is van dezelfde persoon – en wordt het gedrag getolereerd onder het klassiek-romantische ‘grote geest, groot beest’-motto.
Die tolerantie wordt nu steeds vaker betwist – en de vraag is wat dat voor de kunst betekent. Betekent het vervagen van de grenzen ook dat er steeds minder plaats is voor artistieke autonomie? Moet kunst gewoon aan dezelfde sociale criteria gaan beantwoorden als, laten we zeggen televisieprogramma’s (hallo DWDD)? En hoe ver word je als toeschouwer geacht het leven en de opvattingen van een kunstenaar bij het kijken te betrekken? Hoeveel moet je weten?
Julian Andeweg
Persoonlijk vind ik de voorbeelden die Dederer in haar boek aanhaalt niet het grootste dilemma – want daar hoef je niet te kiezen. Hemingway was ongetwijfeld een lul, maar zijn boeken behoren nog steeds tot het beste wat de twintigste eeuw heeft voortgebracht – en dat kun je tegelijk erkennen. Een ook de andere kant van het spectrum is niet zo moeilijk: nadat Julian Andeweg strafrechtelijk was veroordeeld, kon je misschien blijven volhouden dat zijn schilderijen daar niks aan konden doen, maar desondanks lijkt het heel verstandig zijn werk voorlopig maar even in een héél diepe kelder weg te stoppen – al is het maar uit consideratie met de slachtoffers.
Tegelijk is diezelfde Andeweg een goed voorbeeld van een ander, praktischer dilemma: de grens tussen leven en werk van de levende, sprekende, Facebookende kunstenaar. Geen misverstand: er zijn nog maar heel weinig kunstenaars die in hun werk de sociaal acceptabele norm overtreden – zelfs Andeweg deed dat niet. Maar in de ‘echte’ wereld is dat wel anders. Op sociale media, of in het wild, op openingen en borrels, kun je zomaar worden geconfronteerd met een kunstenaar die je wel kent van interessante of op zijn minst respectabele werken en die er dan óók interessante opinies op na blijkt te houden, variërend van de moderne klassieker dat corona een leugen en/of complot was, of dat het inclusiviteitsdebat ‘gezeik’ is, of dat de kunstwereld óók door Bill Gates/Warren Buffet en het mondiale jodendom wordt aangestuurd.
Hoe kijk je vervolgens naar zijn kunst?
Natuurlijk, zulke meningen zijn andere koek dan geweld of misbruik, en vrijheid van meningsuiting is een héél groot goed. Maar juist in het huidige discours, waarin elke mening lijkt te tellen, zijn zulke buiten-artistieke meningen van kunstenaars vrij confronterend. Zeker, ze mogen het vinden, maar je kijkt tóch even anders naar het werk van die vriendelijke abstracte schilder als die Sigrid Kaag op Facebook meermalen voor ‘heks’ heeft uitgemaakt, of naar die zachtaardige kunstenares die op Instagram heeft betoogd dat corona maar een mindset is waar je je overheen moet zetten. Als zij dat mogen zeggen, heb je dan als kijker, beschouwer, koper, niet evengoed de vrijheid om te besluiten dat je niet per se geïnteresseerd wenst te zijn in hun kunst? Zeker niet als er werk van honderden, duizenden andere kunstenaars beschikbaar is, waarmee je je evengoed kunt engageren? Of geldt het omgekeerde en moet je zulke opinies juist omarmen omdat de meningsvorming binnen de kunstwereld toch al een pot nat is?
Kloof
Het opmerkelijke is: toen zulke discussies nog plaatsvonden binnen de afgebakend-romantische kunstwereld waren meningsverschillen vooral artistieke richtingenstrijden. Nu het gaat om de wereld als geheel voelt de kloof veel groter. Onoverbrugbaar, soms. Misschien heeft dat wel te maken met het idee van verschillende werelden: het romantische kunstperspectief koesterde het idee dat de kunstwereld een soort parallel universum vormde, waar heel veel meningsverschillen konden bestaan, maar waarin de bewoners elkaar uiteindelijk vonden in een gedeeld geloof in de kunst. Nu is dat geloof, die gemeenschappelijkheid, langzaam opgegaan in het grote maatschappelijke debat en raakt de kunstwereld, in navolging van de maatschappij, oneindig versnipperd. Geen gedeeld geloof meer. Zelfs geen ‘kunstwereld’. De sluizen staan open. Waardoor de opvattingen over corona, immigratie, het klimaat, de felle pro- en anti-Israël standpunten van dit moment, zomaar een rol kunnen gaan spelen bij het kijken naar kunstwerken. Hoeveel standpunten van kunstenaars kun je verdragen? Moeten we dat willen?
Natuurlijk, de simpele oplossing voor dit dilemma is de wereld te negeren en het werk ‘autonoom’ te blijven beoordelen. Maar dat is nu juist wat de tijdgeest niet wil: die wil meer wereld. Bij de grote, dode kunstenaars uit Dederers boek is dat nog wel te behappen: Les Demoiselles d’Avignon, To the Lighthouse, For Whom the Bell Tolls zitten zo diep in onze cultuur ingebed, de interpretatiewolk rond die werken is zo groot, dat een dubieuze levenswandel van de maker er wel bij kan. Maar bij alledaagse kunstenaars wordt dat lastiger: waarom zou je de ene redelijke kunstenaar boven de ander verkiezen als die laatste er in jouw ogen een vervelende mening op na houdt?
In de ‘kunstwereld’ wordt hierover, zover ik kan beoordelen, weinig gepraat. Iedereen voelt namelijk wel hoe groot de interpretatiewolk is geworden, en daardoor: hoe ongrijpbaar. Zoveel buitenwereld, zoveel levenswandelen, zoveel meningen, zoveel dwingende oordelen, het is nauwelijks meer te bevatten. Zelf ben ik er voorzichtiger door geworden, merk ik, of zelfs wat achterdochtig. En soms denk ik aan die verzamelaar die in, zeg 2017, vol trots een groot schilderij of beeld kocht van een van de grote aanstormende talenten van dat moment – Julian Andeweg. Daar ligt het nu, in zijn opslag, verpakt in een dikke laag bubbelplastic en elke keer als hij de deur opendoet, staart de schim van Andeweg hem aan. Wat dat betekent weet ik eigenlijk niet, behalve dat het leven soms pijnlijke, onvoorspelbare scenario’s voor ons in petto heeft. Daar hebben we het maar mee te doen.