Column | Literaire vrienden

Hoe aardig kon W.F. Hermans zijn? Wanneer maakte Jan Wolkers een einde aan een vriendschap? Waarom ontving Kees Fens niet graag mensen thuis? Hoe populair was Jan Cremer?

Allemaal vragen, en nog veel meer van zulke vragen, krijgen een antwoord in het alleraardigste boek (zakformaat, 424 pagina’s) Literaire vriendschappen en andere misverstanden van Piet Calis, in 2012 uitgekomen bij uitgeverij Meulenhoff. Ik kende het niet, maar pikte het enkele jaren geleden ongeschonden uit een minibieb en las het met veel plezier. Ik werd eraan herinnerd doordat Piet Calis onlangs op 88-jarige leeftijd stierf. Hij was literatuurhistoricus, schreef een biografie over Vondel en veel recensies en vooral interviews met schrijvers. Hij heeft zoveel schrijvers gekend dat zijn boek over literaire vriendschappen tal van onverwachte kijkjes in het leven van die schrijvers biedt.

Calis was met zijn vrouw Carla weleens op bezoek bij Hermans geweest. „Hij wist dat ze kanker had en belde geregeld op om te vragen hoe het met haar ging. Dat gebeurde ook weer in mei 1994, enkele maanden vóór haar dood. Op die dag was ze jarig en dat werd met een kleine kring vrienden in ons huis gevierd. ’s Middags rond vijf uur werd er gebeld. Een van de gasten nam de telefoon op en riep naar de keuken: ‘Carla, W.F. Hermans aan de lijn!’ Het werd onmiddellijk stil in de kamer. Hermans belde vanuit Brussel om te vragen hoe haar toestand was. Niemand van ons wist op dat ogenblik dat hijzelf ook met kanker worstelde.”

Calis en zijn vrouw waren jarenlang bevriend met Jan en Karina Wolkers. Aan die vriendschap kwam een onverwacht einde tijdens een telefoongesprek in 1983 met Wolkers over… Hermans. Er ontstond een felle discussie over het omstreden bezoek van Hermans aan Zuid-Afrika. Calis verdedigde die reis, Wolkers was tegen, hij vond het totale isolement van Zuid-Afrika het meest effectieve middel om ‘de apartheid’ te beëindigen. Calis schrijft: „Ten slotte deelde hij mee dat hiermee wat hem betreft aan onze vriendschap een einde was gekomen. We hebben elkaar sindsdien nooit meer ontmoet.”

Je voelt de pijn van Calis in die laatste zin. Onwillekeurig moet ik nu denken aan deze zin in het overlijdensbericht van zijn familie: „Piet hield van het leven en van veel mensen om zich heen.”

Calis promoveerde aan de Nijmeegse universiteit bij Kees Fens op een proefschrift over clandestiene literaire tijdschriften tijdens de Duitse bezetting. Samen met Carla reed hij Fens soms diep in de nacht naar diens woning in Zandvoort. „Daarbij werden we – wellicht ook om het late uur – nooit binnen gevraagd. Ik heb zijn eerste vrouw, die in die jaren aan depressies leed, dan ook nooit ontmoet, afgezien van één keer in het Letterkundig Museum.”

Op 6 juni 1964, toen Calis met zijn vriendin Annette het fameuze optreden van The Beatles in de veilinghal van Blokker bezocht, kwam hij weer eens Jan Cremer tegen. „We konden niet bij elkaar komen, want de gitaren klonken al. We groetten elkaar enthousiast vanuit de verte. Even later bleek hij omringd te zijn door een schare fans die hem om een handtekening vroegen. Er was een nieuwe tijd begonnen. Yeah-yeah-yeah!”

Aldus de laatste regel van dit boek. Tja.