Raar idee? Het dateert al uit de 5de eeuw voor Christus, via de Griekse komedie van Aristophanes over de vernuftige Lysistrata. Om de mannen te laten stoppen met oorlogvoeren, roept zij de vrouwen van Athene op tot een seksstaking. De vrouwen houden vol, de mannen sluiten vrede, het stuk eindigt met dans en dronkenschap.
Hilarisch, maar als actiemodel onbruikbaar, want vrouwen houden zelf ook van seks. En trouwens, seks is verbonden met liefde, bij een flirt net zo goed als bij iets dat voelt als eeuwig. Dus wie wil zonder?
Liefde wint. ‘Love is louder’ heet dan ook een expositie in het Brusselse museum Bozar.
Het gaat over de liefde in de kunst sedert de jaren 60 en halverwege tref ik tot mijn opluchting (ze zullen er toch wel aan gedacht hebben?) een saluut aan een gordiaans kunstwerk van liefde en protest: de ‘bed-in’ van Yoko Ono en John Lennon in het Amsterdamse Hilton Hotel, zo eind maart 1969. Op huwelijksreis lagen ze daar een week in bed en de beste performance van de 20ste eeuw was een feit. Een labour of love in de stijl van Ono met Lennon als profeet. De wereldpers trok in verwarring langs en probeerde het koppel onderuit te halen met laatdunkende vragen. Maar ze lagen al onderuit, samen en onverwoestbaar. En zoals het een goede performance betaamt, hun boodschap was simpel. ‘I said we’re only trying to get us some peace’ zong Lennon het nog maar eens achteraf in ‘The Ballad of John and Yoko’. Geweldige song. Probeer maar eens niet mee te zingen, maar dat terzijde.
‘Love is louder’ – liefde is altijd luider, niet in de zin van herrie maar als dominante kracht. De tweede grote expositie in Bozar sluit daar krek bij aan: een overzicht van het werk van Hans Arp en Sophie Taeuber-Arp, gangmakers van de moderne kunst. Hun liefde was onwrikbaar, hun beider kunst vergroeide en versmolt. Hun twee-eenheid spiegelt de twee-eenheid van Yoko Ono en John Lennon. Tweemaal kunstenaarsliefde. Tweemaal een unieke artistieke eenheid. Tweemaal een ruwe dood. John Lennon werd in 1980 vermoord. Sophie Taeuber verongelukte in 1943 door koolmonoxidevergiftiging. Tweemaal een halve hartenkreet.
Twintig jaar later schiep Hans Arp met een collage een figuurtje als een langgerekte traan. Het heet Le petit prince, naar het heldje dat de schrijver Antoine de Saint-Exupéry schiep in 1943 – het jaar van Sophies dood. Die eenzame kleine prins zal Arp zelf zijn. Ter hoogte van het hart plakte hij een fragmentje van een werk van Sophie. Liefde is luider, altijd.
Raar idee? Het dateert al uit de 5de eeuw voor Christus, via de Griekse komedie van Aristophanes over de vernuftige Lysistrata. Om de mannen te laten stoppen met oorlogvoeren, roept zij de vrouwen van Athene op tot een seksstaking. De vrouwen houden vol, de mannen sluiten vrede, het stuk eindigt met dans en dronkenschap.
Hilarisch, maar als actiemodel onbruikbaar, want vrouwen houden zelf ook van seks. En trouwens, seks is verbonden met liefde, bij een flirt net zo goed als bij iets dat voelt als eeuwig. Dus wie wil zonder?
Liefde wint. ‘Love is louder’ heet dan ook een expositie in het Brusselse museum Bozar.
Het gaat over de liefde in de kunst sedert de jaren 60 en halverwege tref ik tot mijn opluchting (ze zullen er toch wel aan gedacht hebben?) een saluut aan een gordiaans kunstwerk van liefde en protest: de ‘bed-in’ van Yoko Ono en John Lennon in het Amsterdamse Hilton Hotel, zo eind maart 1969. Op huwelijksreis lagen ze daar een week in bed en de beste performance van de 20ste eeuw was een feit. Een labour of love in de stijl van Ono met Lennon als profeet. De wereldpers trok in verwarring langs en probeerde het koppel onderuit te halen met laatdunkende vragen. Maar ze lagen al onderuit, samen en onverwoestbaar. En zoals het een goede performance betaamt, hun boodschap was simpel. ‘I said we’re only trying to get us some peace’ zong Lennon het nog maar eens achteraf in ‘The Ballad of John and Yoko’. Geweldige song. Probeer maar eens niet mee te zingen, maar dat terzijde.
‘Love is louder’ – liefde is altijd luider, niet in de zin van herrie maar als dominante kracht. De tweede grote expositie in Bozar sluit daar krek bij aan: een overzicht van het werk van Hans Arp en Sophie Taeuber-Arp, gangmakers van de moderne kunst. Hun liefde was onwrikbaar, hun beider kunst vergroeide en versmolt. Hun twee-eenheid spiegelt de twee-eenheid van Yoko Ono en John Lennon. Tweemaal kunstenaarsliefde. Tweemaal een unieke artistieke eenheid. Tweemaal een ruwe dood. John Lennon werd in 1980 vermoord. Sophie Taeuber verongelukte in 1943 door koolmonoxidevergiftiging. Tweemaal een halve hartenkreet.
Twintig jaar later schiep Hans Arp met een collage een figuurtje als een langgerekte traan. Het heet Le petit prince, naar het heldje dat de schrijver Antoine de Saint-Exupéry schiep in 1943 – het jaar van Sophies dood. Die eenzame kleine prins zal Arp zelf zijn. Ter hoogte van het hart plakte hij een fragmentje van een werk van Sophie. Liefde is luider, altijd.
Sorry, onderbreekt een man kalm de tirade van zijn kompaan die in een lang zwart gewaad voor hem staat. „Hoe laat is het?” Rondom de twee mannen bevinden zich tientallen mensen in het nachtelijke donker, soms zittend op de ziekenhuisbedden die de museumtuin vullen. Het optreden is gehuld in een macabere, rode gloed afkomstig van kamerlampjes in overhangende bomen. „Hier bestaat geen tijd”, antwoordt de schreeuwer.
Twee soorten publiek hebben zich deze avond verzameld in de tuin van het museum Théodore-Monod voor Afrikaanse kunst in de Senegalese hoofdstad Dakar. Er is een hoofdzakelijk uit het buitenland afkomstig deel dat geamuseerd en bij vlagen wat verdwaald kijkt naar de expositie en openingsperformance van kunstenaarscollectief Laboratoire Agit’Art. En er is een deel voor wie dit persoonlijk is: vrienden en collega’s van Ndoye Douts, van wie het gezicht aan het eind op een groot canvas verschijnt.
Douts was een Senegalese kunstenaar die als geen ander de kleuren en chaos van de verderop gelegen volkswijk Medina in zijn doeken wist te vangen. Tot hij vorig jaar juni aan kanker overleed. De bedden die de museumtuin nu vullen komen uit het ziekenhuis waar hij stierf.
Met hun ode aan Douts en oproep tot een „grand reveille” sluit het kunstenaarscollectief Agit’Art naadloos – zij het onbedoeld – aan op het overkoepelde thema van de vijftiende editie van de Biënnale van Dakar die van start is gegaan. Artistiek directeur Salimata Diop koos voor ‘The Wake’, een Engelse term (terwijl Wolof of Frans in Senegal gangbaar is) die zich op meerdere manieren laat interpreteren. Als een ontwaking, als het kielzog van een schip – en alles wat dat met zich meetrekt.
Of een dodenwake.
Nalatenschap
Een van Afrika’s grootste en volgens velen belangrijkste moderne kunstevenementen opende vorige week in Senegals hoofdstad. Kunstenaars, verzamelaars en liefhebbers van over heel de wereld trekken deze dagen door de straten van Dakar, te voet of in geel-zwarte taxi’s, richting de hoofdtentoonstelling in het centrum of één van de bijna 450 randexposities en events, bekend als de OFF’s, die zich uitstrekken tot Dakars buitenwijken – en nóg verder.
Anders dan in Venetië of Kassel waar kunst van over heel de wereld is te zien, draait de Dak’Art Biënnale om kunst van het continent en haar diaspora, met ook een plekje voor de Caraïben. Die keuze is een nalatenschap van Senegals eerste president Léopold Sédar Senghor. De dichter en filosoof zag na de onafhankelijkheid in kunst het middel om zwart bewustzijn te vieren én voeden. Hij organiseerde daartoe onder meer in 1966 het Festival Mondial des Arts Nègres in Dakar.
Witte bezoekers van de Biënnale worden geconfronteerd met zwarte pijn en ontworteling door kolonisatie
Een kwart eeuw later kwam daar de Biënnale uit voort. „Dakar is als een grand mouvement voor Afrikaanse kunstenaars”, zegt de Malinese kunstenaar Abdoulaye Konaté (71), wiens stoffen creaties onder meer in het Centre Pompidou in Parijs en het MOMA in New York hangen. Ook werk van Konaté is te zien in Dakar, in de OFF. „Te lang hebben we naar het Westen gekeken om ons te vertellen wat kunst is”, zegt hij.
„Daarom is het belangrijk dat we dit koesteren en dat mensen zich niet laten meeslepen door politiek gedoe.”
Lees ook
Na het onverwachte uitstel van de Biënnale van Dakar nemen artiesten en galerieën het kunstfeestje over
Uitstel
Toch hangt politiek ‘gedoe’ als een schaduw over deze editie. De Biënnale zou eigenlijk in mei openen, maar werd drie weken van tevoren plots uitgesteld. Het tweejaarlijkse evenement wordt vrijwel volledig door de Senegalese staat gefinancierd, maar als gevolg van zeer gespannen presidentsverkiezingen die in maart voor een politieke ommezwaai zorgde, wachtte de organisatie nog op een fors deel van zijn budget à ruim twee miljoen euro.
Het uitstel schokte de tienduizenden internationale bezoekers die de Biënnale normaal trekt. Velen hadden hun vliegtickets al gekocht. Ook de kunstenaars zelf werden verrast, evenals galeries die hun OFF-exposities rond hadden. Een groot deel besloot deze toch door te laten gaan.
„Het was geen ideale start”, verzucht artistiek directeur Diop daags na de uiteindelijke opening op 7 november. Naast een terugval in bezoekers waren zij en haar team vooral bang dat sommigen van de 58 kunstenaars die ze selecteerden voor de hoofdtentoonstelling niet meer zouden kunnen komen. Dat was gelukkig niet zo. Diop: „Sommigen hebben hun werk tussentijds zelfs verder uitgebreid, wat ik ongelofelijk vind.”
De Keniaans-Amerikaanse Wangechi Mutu (52) was zo iemand. Als grand temoin (speciale genodigde) is ze de ster in het voormalige paleis van justitie. Het gebouw, daterend uit de tijd dat Senegal nog een Franse kolonie was, is met zijn mozaïeken vloer en een door marmeren zuilen omgeven binnenplaats al enkele edities het overdonderende toneel van de Biënnales hoofdtentoonstelling.
Mutu zet de zaal van het Hooggerechtshof naar haar hand met haar installatie A Palace in Pieces. Tussen de tribunes, waarachter advocaten en publiek zich ooit ophielden, schreef ze met rode aarde een aanklacht tegen de vernietiging die kolonisatoren hier en elders aanrichtten. „Ze verbrandden ongrijpbare bossen als ware het jachtgebieden en sleepten daaruit onze oude voorvaderen en geesten aan hun vredige baarden.”
De tekst, die verder doorgaat en bijna de gehele vloer in beslag neemt, leidt naar het podium van destijds de rechters. Mutu maakte er een groots altaar van aarde dat verstevigd door knokige beenderen de lucht in steekt, erboven hangen grote kralenkettingen als om een hals naar beneden. Bezoekers worden haast uitgenodigd op haar woorden te stappen. Wat sommigen ook doen, waarna ze verschrikt kijken naar het uitgewiste spoor dat ze achterlieten. Dat lijkt precies Mutu’s intentie.
Het zal niet de laatste keer zijn dat de vele witte bezoekers van de Biënnale worden geconfronteerd met zwarte pijn en ontworteling door kolonisatie.
Bijvoorbeeld wanneer ze op de eerste verdieping verdwalen in de eindeloze gangen die leiden naar kamers met daarin werken als van de Namibische Tuli Mekondjo (42). In de donkere ruimte ruikt het kruidig en zoet, naar de offers die ze nauwkeurig op een tafel uitstalde: kolanoten, mango’s, een gebrande maïskolf. Ernaast op de muur beweegt een vrouw (is het Mekondjo?) in zwart-wit door een lege, oude kerk, gekleed in een jurk en haar gezicht verscholen onder een grote kap.
„Hoe hebben mijn voorouders zich kunnen bekeren tot het christendom?”, begint de video.
Kunstenaars, verzamelaars en liefhebbers van over heel de wereld trekken deze dagen door de straten van Dakar
Artistiek directeur Diop, wier vader Senegalees is en moeder Frans, liet zich voor het thema van de Biënnale inspireren door het boek van de Amerikaanse professor Christina Sharpe, In the Wake: On Blackness and Being. Daarin bevraagt Sharpe aan de hand van metaforen als het schip en de dood wat het (in de VS) betekent om zwart te zijn en hoe het slavernijverleden in alles doorsijpelt.
Voor haar gaat de ‘The Wake’ verder dan dat, zegt Diop, die het boek tijdens de coronapandemie las. „Ik zie het ook als een manier om te kijken naar de complexe crises waar onze wereld nu mee te maken heeft. Post-covid. Klimaatverandering. Migratie. Alles heeft een voorgeschiedenis waar we ons niet van kunnen losmaken. Ik denk dat kunst ons hier écht over kan laten nadenken.”
Lees ook
Alioune Diagne, rijzende ster van de Afrikaanse kunstwereld: ‘Ik had geen idee wat het betekende om kunstenaar te zijn’
Prikkelend is bijvoorbeeld de installatie van de 32-jarige Oegandese kunstenaar Ronald Odur aan de centrale binnenplaats: The Fabric of Identy. Een regen van aluminium paspoorten bungelt aan draden uit het plafond naar beneden voor een van aluminium gevlochten mat, het soort dat Oegandezen op de grond leggen als teken van welkom. De paspoorten, van De Republiek van Ongedocumenteerden tot De Republiek van Moderne Kunst, staan vol met dezelfde stempels: toegang geweigerd.
Het begon met eigen afwijzingen: voor biënnales, residenties. „Maar toen begon ik na te denken”, zegt Odur. „Wat als ik wél werd uitgenodigd voor Venetië, zou ik dan een visum krijgen?” Ja, bleek dit jaar (Ogurs is één van de artiesten in Oeganda’s paviljoen in Venetië). De meeste houders van Afrikaanse paspoorten hebben minder geluk. Vele duizenden die Europa toch willen bereiken, wagen hun geluk, en levens, op gammele boten. Waaronder uit Senegal.
Zeker niet iedereen in het justitiepaleis weet te verrassen. Het gevaar van zo’n imposante gebouw (à vierduizend vierkante meter) dat Diop anders dan haar voorgangers besloot vrijwel volledig te gebruiken, is bovendien dat de veelheid overweldigd. Te meer voor wie zich ook wil storten op de OFFs. Meer nog dan de officiële ‘IN’ is dit randprogramma met een mix van zowel beginnende kunstenaars als gevestigde namen uitgegroeid tot een favoriet van bezoekers.
Neem de galerie Selebe Yoon, in wiens prachtig hoge gebouw de dromerige, op batik geschilderde doeken van de Senegalese schilder Arébénor Basséne door de ruimte lijken te zweven. Of het kleine buurthotel waarin een vader en zoon hun graffiti-achtige werk naast elkaar exposeren. „De OFF is soms bijna indrukwekkender dan het hoofdprogramma zelf”, vindt de Malinese kunstenaar Abdoulaye Konaté. „Dat laat zien dat Biënnale zijn vruchten afwerpt.”
In 2017 overkwam acteur Mattias Van de Vijver (38) iets angstaanjagends: het lukte hem niet om uit zijn rol te stappen. Hij speelde Julius Caesar, vertelt hij, in de gelijknamige productie van Orkater. „Ik zette hem neer als een megalomane rockster die niemand om zich heen vertrouwt. Het personage infecteerde me. Zijn wantrouwen kwam in mijn systeem terecht. Ik had zoiets nog nooit meegemaakt: ik kreeg het niet van me afgeschud.” Het was het begin van een donkere periode in zijn leven, waarin hij te kampen zou krijgen met een zware depressie en ernstige paniekaanvallen.
Nu, zeven jaar later, na een ingrijpend therapeutisch traject, maakt Van de Vijver, weer bij Orkater, de voorstelling Orchestra Soledad. In die voorstelling, zijn eerste eigen regie, wil hij zijn publiek laten ervaren hoe het is om in geestelijke nood te verkeren. „Ik heb de kern gezien van een mentale ziekte”, vertelt hij. „Ik ken het zorgsysteem van binnenuit. Ik weet hoezeer je anderen nodig hebt, juist als je er uit zelfbescherming alles aan doet om ze op afstand te jagen. Ik wil deze voorstelling maken om te laten zien dat we elkaar kunnen helpen.”
Orchestra Soledad is niet de enige voorstelling dit seizoen waarin psychische kwetsbaarheid centraal staat. Zo presenteert performer Marina Orlova in I’m a Robot and I need Therapy, te zien in Theater Frascati op 13 en 14 november, een live geïmproviseerde therapiesessie met een depressieve AI-bot. En op locatie in De Kaai in Rotterdam gaat eind deze maand de voorstelling Samen in zorg #1 in première, een project van Brecht Hermans, waarin hij een theatrale ontmoeting organiseert tussen publiek en mensen die kampen met mentale uitdagingen. En Theater Oostpool komt met The Almighty Sometimes, over een tienermeisje met een bipolaire stoornis, terwijl cabaretiers Thomas van Luyn, Davey Turnhout en Ruud Smulders autobiografische shows maken over respectievelijk ADHD, trauma’s en alcoholverslaving. Zegt het iets over het huidige tijdsgewricht, dat psychische kwetsbaarheid zo door theatermakers wordt omarmd?
Therapie
De van oorsprong Russische Marina Orlova (36) is in therapie sinds haar achttiende, vertelt ze. Ze komt uit een disfunctioneel gezin, haar jeugd in Rusland werd getekend door verwaarlozing en emotionele mishandeling. Door de jaren heen kreeg ze een hele trits aan diagnoses opgespeld – van ADHD tot een bipolaire stoornis, van depressie tot een obsessief-compulsieve stoornis en complexe posttraumatische stressstoornis. En ze bracht 3,5 maand in een Moskouse ggz-kliniek door, een ervaring die op zichzelf traumatiserend bleek.
De manier waarop de geestelijke gezondheidssector haar heeft behandeld, niet alleen in Rusland maar ook in Nederland en Duitsland, maakt haar nog altijd woedend, vertelt ze. „Binnen het kapitalistische, neo-liberale systeem is de vraag niet zozeer hoe mensen met mentale problemen het best geholpen kunnen worden, maar welke methode het meeste geld oplevert”, zegt ze.
„Er wordt gefocust op symptoombestrijding, omdat dat meetbaar is, en goedkoop, en efficiënt. Terwijl de oorzaken meestal in de eerste plaats van sociale aard zijn. Waarom zijn families disfunctioneel? Omdat de samenleving niet goed voor ze zorgt. Je kunt het vergelijken met onbekwaam ouderschap.” De ggz-sector zou zich dan ook meer als een ouder over mensen moeten ontfermen, vindt Orlova, „in plaats van ze te isoleren of medicijnen toe te dienen, afhankelijk van de mate waarin ze nog iets kunnen betekenen voor de economie”.
Tijdens covid interviewde Orlova mensen die zichzelf, net als zij, identificeerden als mentaal instabiel. Hun antwoorden gebruikte ze als bron voor een „mentaal instabiele AI-chatbot” met wie ze tijdens haar performance live in gesprek gaat, en voor wie ze daarmee in zekere zin zelf als ouderfiguur optreedt. Deels is de creatie van een depressieve chatbot een pleidooi voor diversiteit bij het vormgeven van AI. „Omdat gemarginaliseerde mensen minder ruimte krijgen om zich uit te spreken, worden ze nauwelijks meegenomen in datasets. Het is belangrijk om je er bewust van te zijn welke data voor AI wordt gebruikt. Wie hoor je wel, wie hoor je niet?”
Anderzijds is het mentaal ondersteunen van een chatbot ook een ironische omkering. Vanwege lange wachttijden voor psychiatrische zorg wordt er tegenwoordig veelvuldig AI ingezet om mensen met mentale klachten te woord te staan. „Ik vind het eng dat veel handelingen die we toevertrouwen aan robots handelingen zijn waarin bij uitstek menselijkheid en empathie gevraagd is”, zegt Orlova. „Stel je voor: een robot als therapeut. Het is een Black Mirror-situatie die al jaren wordt gepraktiseerd.”
Opgenomen
Bij de Vlaamse theatermaker Brecht Hermans (39) was het zijn moeder die hem in aanraking bracht met de psychiatrie. Toen hij achttien was, werd zij vanwege plotselinge herbelevingen van een jeugdtrauma opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. „Wat mij daarvan is bijgebleven”, zegt Hermans, „is dat mijn moeder vertelde dat niemand in haar omgeving ooit durfde te vragen hoe het met haar ging”.
Met zijn project Samen in zorg #1 probeert hij mensen die met psychische uitdagingen te maken hebben in contact te brengen met elkaar en met een publiek, in een poging stigma’s rondom psychiatrische zorg te doorbreken. „Communitytheater”, noemt Hermans zijn werk. „Omdat er meer gebeurt dan alleen die voorstelling. We bouwen samen een gemeenschap. Een stukje samenleving waarin we het wél over mentale uitdagingen kunnen hebben. Het bouwen van zo’n community is in mijn ogen al een kunstwerk op zich.”
Ook Mattias Van de Vijver maakte als tiener mee hoe zijn moeder met mentale problemen te maken kreeg. „Ze voedde mijn broers, mijn zus en mij heel liefdevol op. Maar toen ik een jaar of twaalf was, begonnen er dingen fout te gaan. Ze leek opeens afwezig, hoewel ze er was. Dan antwoordde ze wel als ik iets vroeg, maar niet op de vraag die ik had gesteld. Het kwam voor dat ze in de stad liep, maar zich niet kon herinneren hoe ze daar terechtgekomen was. Soms had ze moeite fantasie en realiteit uit elkaar te houden.”
Ze leed aan een dissociatieve stoornis, zou jaren later duidelijk worden, een psychische stoornis waarbij de connectie tussen geest en lichaam hapert. Maar op dat moment wist Van de Vijver dat nog niet. „Ik dacht alleen maar: what the fuck is going on?”
Om zelf niet uit evenwicht te raken, stortte Van de Vijver zich met volle energie in zijn sociale leven, en later ook in zijn werk. Nu denkt hij dat het wegdrukken van alles wat er thuis gaande was er wellicht mede voor gezorgd heeft dat hij in 2017 zelf mentaal in de problemen kwam. „Ik herinner me dat ik op een ochtend wakker werd en dacht: ‘Huh, wat vreemd, ik voel niks.’ Het enige wat ik nog kon voelen was angst. Dat werd steeds erger. Ik begon iedereen af te stoten. Pure destructie. Alles en iedereen voelde onveilig. Mensen mochten me niet meer aanraken. Van de gedachte aan seksuele activiteiten huiverde ik. Er zetten zich gedachten vast in mijn hoofd die zich herhaalden als een vastgelopen plaat. Dat mijn kindje zou sterven bijvoorbeeld. Ik lag hele nachten te malen. Toen dat niet meer uit te houden was, probeerde mijn lichaam zichzelf te beschermen: ik begon te dissociëren, net als mijn moeder. Alles binnenin mij werd bloedheet, zo voelde het. Vervolgens werd ik misselijk en ging ik braken. En daarna stortte ik in. Lag ik op de grond. Een uur, een dag, soms wel een week. Verlamd. Nergens meer toe in staat. Dat patroon herhaalde zich.”
Na een lange herstelperiode, waarin hij stapje voor stapje signalen van paniekaanvallen leerde herkennen en zijn gedachten in het gareel leerde houden, is Van de Vijver nu dus weer in het repetitielokaal te vinden. „Deze voorstelling moest ik maken”, zegt hij. „Ik zie collega’s uitvallen door depressies en burn-outs. De maatschappij maakt mensen ziek. Mensen zijn bang, sluiten zich af, raken geïsoleerd. Je ziet op maatschappelijk niveau gebeuren wat mij persoonlijk overkwam.”
Leren
In Orchestra Soledad kun je als toeschouwer ervaren hoe dat aanvoelt, dissociatie. Daar zet Van de Vijver niet alleen beeld voor in, maar ook muziek, en zang. „Het idee is dat je als publiek in een grijs gebied terechtkomt, waar je niet meer weet wat echt is en wat fictie. Ik hoop dat toeschouwers bereid zijn om de vezels open te zetten en dit verhaal tot zich door te laten dringen. En vooral ook: dat ze beseffen dat mensen die dit doormaken dus geen ‘gekkies’ zijn. Ze zijn jij en ik. Mijn moeder moet misschien elke dag vijf pillen slikken om stabiel te blijven, maar ze is geen gekkie.”
Ook Hermans benadrukt met zijn voorstelling dat psychiatrische diagnoses niet als diskwalificatie zouden mogen gelden. „Daarom spreek ik van mentale uitdagingen, niet van een mentale beperking. In plaats van een diagnose te zien als een afwijking, zou je ook kunnen zeggen: dit maakt iemand bijzonder. Misschien kunnen we er iets van leren.”
Orlova: „Al die diagnoses die ik kreeg, die zijn als het lezen van een horoscoop. Er klopt natuurlijk wel van alles aan, maar het is gegeneraliseerde informatie. Zo verlies je uit het oog dat je met een compleet mens te maken hebt.”
„Ik hoop dat toeschouwers zich na afloop afvragen: wat betekent dit voor mij”, zegt Van de Vijver. „Ken ik iemand die een luisterend oor nodig heeft? En ja, ik weet dat het problematisch wordt gevonden om zo’n verantwoordelijkheid bij het individu te leggen. Maar het gaat om kleine dingen. Ga langs bij uw buurvrouw en zeg: ‘Ik ga naar de winkel, kan ik een pak melk voor u meenemen?’ Ik ben ervan overtuigd: als we ons wat meer bewust zouden zijn van de waarde van dat soort kleine gebaren, en als we de moed opbrengen om voor een humaner zorgsysteem op de barricade te gaan staan, dan gaat de politiek mee.”
Orchestra Soledad, door Orkater. Concept en regie: Mattias Van de Vijver. Tournee 12 dec t/m 1 feb. Info: orkater.nlI’m a robot and I need therapy door Marina Orlova. Te zien: 13 en 14 nov, Frascati, Amsterdam. Info: frascati.nlSamen in Zorg #1 van Brecht Hermans, coproductie Lab-Z. Te zien: 22 nov t/m 1 dec, De Kaai, Rotterdam. Info: theaterzuidplein.nlThe Almighty Sometimes van Theater Oostpool. Regie: Daria Bukvic. Tournee: 16 nov t/m 24 jan. Info: oostpool.nl
Lees ook
Abdel Daoudi verwerkt de psychoses en schizofrenie van zijn broer in zijn voorstelling 233 ºC