N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Jevgeni Prigozjin moet één ding worden nagegeven. Met zijn „mars voor gerechtigheid”, die hij twee maanden geleden al openhartig besprak met militair blogger Semjon Pegov alias War Gonzo, heeft de Wagner-baas de irrelevantie van de Russische samenleving anno 2023 haarfijn geopenbaard.
Maandagavond, in zijn eerste boodschap tot het Russische volk na de gesmoorde muiterij, bedankte Vladimir Poetin omstandig zijn onderdanen. Ook de gewone burgers hadden als ware „patriotten” pal hadden gestaan toen de „buitenlandse vijanden” het vaderland via Wagner wilden „verscheuren”, zei de president.
Poetin draaide zich een rad voor ogen. Anders dan tijdens de coup van 1991, toen tienduizenden in Moskou en Lenin-grad de straat op gingen om een reactionaire staatsgreep tegen Jeltsin en Gorbatsjov te stuiten, waren er afgelopen weekeinde amper burgers die het voor Poetin opnamen. Integendeel, talrijke ondergeschikten in regering en bedrijfsleven hadden „op dat moeilijke moment” de benen genomen, zoals parlementsvoorzitter Vjatsjeslav Volodin dinsdag in de Doema aan de kaak stelde.
Prijs de dag niet voor het avond is. Die apathie en angsthazerij zijn niet per se gevaarlijk voor Poetin. De middengroepen, voor wie de ‘wilde’ jaren negentig met inflatiecijfers tot 2.500 procent nog steeds een angstvisioen zijn, waarderen zijn rust en orde, zolang ze er zelf maar niet hun bed voor hoeven uit te komen.
Die sociale passiviteit is het werk van Poetin. Met succes heeft hij Rusland gedepolitiseerd. Na een kwart eeuw is er geen levend politiek domein meer, en is ook het maatschappelijk middenveld platgebrand. Voor Rusland geldt wat Margaret Thatcher ooit in algemenere termen zei: „There is no such thing as society”.
Maar de muiters werden in Rostov toch juist warm uitgeleide gedaan? „Wagner, Wagner”, scandeerden burgers toen de huurlingen de stad verlieten. Waarna de politieagenten die weer op hun post terugkeerden, kregen te horen dat ze „lafaards” waren. Het zegt niet alles. Ook dit volkse enthousiasme is een uiting van de poetinistische castratie van de samenleving. Bij gebrek aan maatschappelijk leven kan de gewelddadige rebel, die het opneemt tegen de elitaire bovenbazen, traditiegetrouw op sympathie rekenen.
Niet toevallig stond Prigozjin vóór zijn mars in de top-5 van meest betrouwbare politici en bestuurders. Zo was het ook, toen piraat Stenka Razin midden zeventiende eeuw brandschattend door zuidelijke Rusland trok. En zo was het een eeuw later eveneens, toen de ketterse Jemeljan Poegatsjov een boerenoproer tegen Catharina de Grote leidde. Beiden werden na hun gewelddadige dood volkshelden. Razin via liedjes, Poegatsjov dankzij dichter Poesjkin.
Rusland is daarin niet uniek. In Griekenland werden de kleften als rechtvaardige bandieten opgehemeld. In Amerika had Al Capone onder het gewone volk aanhang. En in Nederland vond advocaat Pieter Herman Bakker Schut dat drugsdealers slachtoffers van het kapitalisme waren. Maar Rusland is wel een bastion van deze valse romantiek.
Omdat Poetin zijn Poesjkin kent – „Russische rebellie is zinloos en genadeloos” – oogt hij nu boos én bang. Hij staat voor lastige dilemma’s. Wat te doen met generaal Soerovikin, die van de muiterij zou hebben geweten maar Prigozjin pas zaterdag opriep zijn mars te staken? Moet het staatsapparaat gezuiverd worden? Of is pappen en nathouden verstandiger, omdat het land economisch moet overleven? Of hij nu de inlichtingendiensten moordplannen laat beramen, de milities van zijn pretoriaanse Russische Garde in stelling brengt of een compromis met de (gewapende) elites zoekt, één ding weet Poetin op voorhand. Zijn vijanden verzamelen zich niet op straat. Ze zitten aan het einde van de gang in zijn eigen Kremlin.