Column | Land van belofte

Ze zijn in hun leven nog nooit op vakantie geweest. Niet één dag. Niet nodig ook, want moet je kijken wat een uitzicht. Aart (76) en Marrie (77) de Kuiper wijzen vanuit hun woonkamer naar de eindeloze graslanden waarop ’s zomers de koeien staan en hun kleinzoon laatst de wolf zag – „oma…”. En dáár, het kabouterbosje waar ze fietsers begroeten die stoppen voor een picknick. En in de verte, tegen de dijk aan, het autoverkeer op miniatuurschaal kruipend over de A6.

Hier kan nog alles, leek me. Want in een land dat op slot zit, verstikt door zijn eigen stikstofcrisis, gloort in oostelijk Flevoland tussen afslag Lelystad Noord en de Ketelbrug toch wat hoop. Hier mogen we van het kabinet binnenkort weer 130 kilometer per uur rijden. Over een traject van 9 kilometer. Eén minuut tijdwinst. Zoals dat ook over de Afsluitdijk en de A7 tussen Winschoten en de Duitse grens straks weer mag. Voorlopig de enige drie trajecten waar zonder overschrijding van geluids- en stikstofnormen de snelheid omhoog kan.

Flintertjes, weliswaar. Maar toch.

Een land van belofte, dat was het ook voor Aart de Kuiper toen zijn vader in 1972 met honderd koeien vanuit de Alblasserwaard neerstreek in de Flevopolder. Er waren 1.500 aanmeldingen voor vijftig stukken land. „Een lot uit de loterij.”

Alles was hier beter. Méér grond – van 29 naar 40 hectare – en geen hinderlijke slootjes, zodat grote machines al het werk konden doen. En goed, kruidig gras. Zo goed dat op 9 februari 1979 hun Dea als eerste blauwkop in de polder de 100.000 kilo melk aantikte. Meerdere zilveren koeien staan – naast bijbel en verrekijker – als trofeeën op de kast.

‘En wij vonden de polder mooi, dat scheelt ook”, zegt Marrie de Kuiper, die boterkoek op een porseleinen schaaltje serveert. „Nooit eenzaamheid gevoeld.” Al woonden buren ver uit elkaar, er was saamhorigheid. „Je leende elkaars machines, kwam elkaar tegen bij vergaderingen”, knikt Aart de Kuiper. „Je begon allemaal als vreemden op een nieuw land.”

„130?” Marrie de Kuiper tuurt naar de A6. „Ik vind het toch wel gek.” Ook nu ziet ze in de verte geregeld een file ontstaan. En daarna een zwaailicht, omdat er een ongeluk is gebeurd.

Om hen heen zagen ze de welvaart stijgen. Boeren die op vakantie gingen. Met caravan. Boeren die daarna hun hele stal met caravans volstopten in plaats van koeien, omdat je daar meer mee kon verdienen, met minder werk. Boeren die land erbij kochten en er – lucratief – een windmolen op plaatsten. Het landschap is ermee vol geprikt.

Maar ook in een land van beloftes, vinden ze, hoeft niet elke mogelijkheid benut. Want als je een windmolen hebt, heb je altijd ruzie. Met de wind. De afnemer – „het is altijd te veel of te weinig”. En ook met de buren. Als de één zo’n molen plaatst kan de ander dat niet, vanwege de onderlinge afstand. „Er zijn hier boeren die nog altijd niet door één deur kunnen.”

Honderd koeien, daar hebben Aart en Marrie de Kuiper het altijd bij gehouden. En elke dag om vijf uur op, ook nu hun zoon het bedrijf heeft overgenomen. „We zijn altijd tevreden geweest. Omdat we niet veel nodig hadden.”

Freek Schravesande doet elke donderdag ergens vanuit Nederland verslag.