‘Partij kiezen kan ook in stilte”, schreef een collega-columnist deze week in de Volkskrant. Ik denk dat mijn Scandinavische voorouders hem warm in de armen zouden sluiten. Het voordeel van partij kiezen in stilte is dat je de gemeenschap bij elkaar houdt. Ruimtes waar verschillende mensen bij elkaar komen, worden niet gedomineerd door polarisatie maar door neutraliteit. Het nadeel is dat wat niet uitgedrukt wordt, toch naar buiten wil, en het voordeel daarvan is dat het zijn weg vindt via prachtige films over de voor- en nadelen van ‘stil protest’ (Festen, Hypnosen, The Square, Jagten).
Maar: mag je nog wel in stilte partij kiezen? Je gedachten kunnen nog zo betrokken zijn, ‘silence is complicity’ is het credo van deze tijd. Kijkend naar de studentenprotesten, betrap ik mezelf op gemengde gevoelens. Natuurlijk ben ik voor een staakt-het-vuren, en ik bewonder de geestdrift van de studenten om op te komen voor de onderdrukten. Ik aarzel wel over de effectiviteit van het verbreken van banden met Israëlische universiteiten. Er zijn goede argumenten om het te doen, maar het aantal daadwerkelijke samenwerkingen lijkt bijzonder laag, althans aan de UvA. Ik verafschuw de vernielingen van een groep relschoppers onder de tamelijk diffuse groep demonstranten en het terugkerende bizarre argument dat deze geoorloofd dan wel verwaarloosbaar zouden zijn omdat het „niks is vergeleken bij de vernielingen in Gaza”.
Het liefst zou ik demonstreren voor vrede, maar pacifistische initiatieven lijken volkomen uit de tijd gevallen. De duif heeft zijn vleugels al lang verloren, ik zag die niet op spandoeken bij recente protesten. Een bevriende Israëlische trainer in de geweldloze communicatie, die zich al jaren inzet voor dialoog tussen Palestijnen en Israëliërs, vertelde me onlangs dat hij minder werk heeft in plaats van meer.
Afgelopen oktober was er nog iets dat op een vredesmars leek in Amsterdam – waarbij eensgezind werd gedemonstreerd tegen álle geweld (door Hamas op 7 oktober én tegen het buitensporige geweld door Israël), tegen discriminatie (antisemitisme én islamofobie) en bovenal: vóór vrede en vóór zachte krachten. Vrouwen liepen samen een mars naar het voorbeeld van een indrukwekkende vredesmars in 2017, waar duizenden Israëlische en Palestijnse vrouwen door de woestijn van Israël naar de Jordaanoever liepen om hun politieke leiders duidelijk te maken dat ze vrede moesten sluiten. De vredesmars in Amsterdam trok weinig media-aandacht: wie let er op een groep die in stilte loopt, geen kabaal maakt, niks vernielt? Vrede is niet mediageniek, stilte en reflectie ook niet. Toch snak ik naar initiatieven die verbinden in plaats van vernielen. De boodschap van de recente petitie van 450 journalisten en schrijvers aan de regering onderschrijf ik van harte – al lijkt deze vorm van protest nauwelijks effectief. Ik heb althans nog geen regeringsleider zich er druk om horen maken – misschien omdat die ook niet erg creatief is, zeker gelet op de mede-initiatiefnemers: cultuurmakers. Maar hij richt zich wél tegen de machtigste gesprekspartner, de regering, in plaats van onderwijsinstellingen tot hoofdstrijdtoneel te maken. Want het gaat me aan het hart dat nu juist een Kunstacademie de banden verbreekt met hun Israëlische collega’s. Kunstacademies zijn internationale plekken bij uitstek, je kunt je afvragen hoe ‘Nederlands’ ze zijn. De uitwisseling van kunst en cultuur zou je als laatste willen boycotten, schoonheid is misschien wel de beste manier om mensen te raken, te verbinden en, vooruit, ook in stilte een ‘geweten te schoppen’.
Zo zag ik de prachtige voorstelling The Ballad of Mauthausen van Niki Jacobs. Zij zingt de Mauthausen cyclus van Mikis Theodorakis, in het Jiddisch, en vertelt tussendoor over haar liefde voor traditionele Jiddische liederen. Twee keer zegt Jacobs in de voorstelling: „Als ik de moed zou hebben zou ik de straat oprennen en schreeuwen: vrede, vrede, vrede.” Het volkslied waaruit ze komen is rond 1880 ontstaan in een tijd dat je niet openlijk Joods mocht zijn. Adrienne Cooper gaf het nummer een nieuwe draai, zodat hij voor iedereen kon gelden. Het lied is een oproep om de moed op te brengen je stem te laten horen voor vrede. In plaats van de straat op te gaan en te vechten, te vernielen, laat je je stem horen voor vrede.
Deze schitterende voorstelling moest een aantal keer met beveiliging worden gespeeld, en deze week meldde het Concertgebouw dat ze omwille van de niet te garanderen veiligheid het Jerusalem Quartet besloten te annuleren. Mijn hart weent. Want het is juist cultuur – films als Waltz with Bashir, Paradise Now of muziek als The Ballad of Mauthausen – die mij verbindt met het lot van anderen. Ja, als ik de moed zou hebben, zou ik de straat op rennen en schreeuwen: vrede, vrede, vrede.
Stine Jensen is filosoof en schrijver. Ze schrijft om de week een column op deze plek.