Column | Kritiek op hoofddoek mag geen taboe zijn

Net zoals velen ben ik het onderwerp hoofddoek eigenlijk helemaal zat. De discussie erover duurt al decennia. Het enige wat wel veranderd lijkt, is het perspectief erop. Het dominante perspectief is nu: de hoofddoek als vrije keuze en als symbool van inclusie.

Het klassiek-feministische perspectief – de hoofddoek als conservatief-religieuze uitdrukking van man-vrouwongelijkheid – verdwijnt naar de achtergrond. Net als het perspectief van vrijheidsbeknotting – (jonge) vrouwen die door hun omgeving (man, vader, broers) gedwongen worden de hoofddoek te dragen en worden verstoten zodra ze ‘m afdoen. Of het perspectief van het madonna-hoercomplex dat leeft onder sommige conservatieve moslims: wie geen hoofddoek draagt, is een lustobject dat je mag nasissen en zelfs betasten als je de kans krijgt.

Het overheersende perspectief zie je terug in brochures en filmpjes van bedrijven en overheidsinstellingen. Geen communicatie-afdeling durft het meer aan om daarin geen vrolijke hoofddoekdraagster te laten zien. Ook in de Tweede Kamer lijkt afwijken van het dominante perspectief niet meer acceptabel. Toen Kamerleden premier Schoof aanspraken op vroegere kritische PVV-tweets over de hoofddoek, wendde hij zich tot GroenLinks-PvdA-Kamerlid Esmah Lahlah en sprak haar toe: „Ik zie jou als mens”, waarna hij vervolgde: „Het kabinet sluit niemand uit.” Mooie woorden, maar impliciet gaf Schoof hiermee ook de boodschap af: wie kritiek op de hoofddoek heeft, ziet de ander niet als mens en sluit wél mensen uit.

Als dat het nieuwe dogma wordt – en ik vrees dat dat al zo ver is – vind ik dat een ondemocratische en stigmatiserende ontwikkeling. Je kunt iemand volledig als mens zien en absoluut niemand buitensluiten, en toch bepaalde symbolen niet toejuichen.

Natuurlijk kun je kritiek op de hoofddoek hebben, en toch volledig ‘deugen’, zoals de Amsterdamse burgermoeder (en GroenLinks-lid) Femke Halsema vijftien jaar geleden liet zien. „Ik kan niet wachten op het moment waarop vrouwen in vrijheid hun hoofddoek zullen afslingeren”, zei ze. Waar doelde Halsema destijds op? Ik vermoed op het discriminatoir verschil maken tussen man en vrouw: de vrouw hoort in conservatief-islamitische kringen een hoofddoek te dragen, omdat mannen zich anders seksueel niet zouden kunnen inhouden. En ik denk dat ze doelde op de onvrijheid van veel meisjes en vrouwen om zelf te kiezen.

Daarom moeten we het toch blijven hebben over de hoofddoek, juist nu. Om de vrouwonvriendelijke ideologie die erachter schuilgaat. Natuurlijk ben ik niet voor een wettelijk verbod, natuurlijk zal ik hoofddoekdragers even respectvol blijven benaderen als iedere andere vrouw. Maar dat betekent niet dat ik de hoofddoek dus ook moet toejuichen.

Tijdens de afscheidsweek van mijn dochter in groep 8 werd ik weer met de harde realiteit geconfronteerd. In haar klas zit een moslimmeisje met prachtige haren. Haar huidige klasgenoten waren de laatsten die die haren aanschouwd hebben. Op de middelbare school begint ze aan haar nieuwe leven als ‘vrouw’ in plaats van meisje.

Toen ik dit hoorde, moest ik denken aan mijn eigen moeder tijdens mijn jeugd in Rotterdam. Ze was een allochtone vrouw die geen hoofddoek droeg. Mijn vader werd door andere mannen aangesproken met de vraag of het voor mijn moeder geen tijd was om een hoofddoek te dragen want anders zou ze gezien worden als te vrij, of zelfs als hoerig. En hoe vaak drongen jongens die thuis streng opgevoed werden, zich niet op? Omdat ik zo’n ‘leuke, vrije meid’ zou zijn. Ook dat doet de hoofddoek.

Frankrijk is het enige land waarin de discussie over de hoofddoek niet taboe is verklaard. Van centrumrechts tot de socialisten is iedereen het erover eens: promotie van de hoofddoek moeten we niet willen. Laat het ook in Nederland alsjeblieft mogelijk blijven om dat te zeggen.

Aylin Bilic is headhunter en publicist.