Column | Kritiek? Dat doet PVV’er Marjolein Faber ‘helemaal niks’

Op woensdagmiddag, vorige week, doet minister van Asiel Marjolein Faber van de PVV iets wat ze nog niet eerder heeft gedaan: net voordat ze in debat gaat met een groepje Kamerleden, in een klein zaaltje van de Tweede Kamer, loopt ze op hen af en geeft hun een hand.

De avond ervoor ging het in Nieuwsuur over die Kamerleden. Ze horen, zeiden ze, buiten de debatten om nooit iets van Faber. Al zou je denken dat ze hun steun nodig heeft, deze week komt ze met plannen om het asielbeleid strenger te maken.

In de Tweede Kamer, ook bij de coalitie van PVV, VVD, NSC en BBB, gaat al een tijdje rond dat Faber niet lijkt te weten hoe je iets voor elkaar krijgt. Uit onderzoek van NRC blijkt dat ze op haar ministerie niet luistert naar adviezen, ze gaat haar eigen gang. Geert Wilders had haar in oktober niet laten mee onderhandelen over de asielnoodwet. Mark Rutte noemde haar op een VVD-congres in november „een zwakke minister” en de hele zaal lachte, ook Dilan Yesilgöz.

Zien de Kamerleden op woensdag een minister die zich in het nauw gedreven voelt en alleen staat?

Joost Eerdmans van JA21 is in het debat de eerste spreker en Faber maakt aantekeningen. Dat doet ze ook bij Marina Vondeling van de PVV en bij VVD’er Queeny Rajkowski. Maar niet meer als Don Ceder van de ChristenUnie aan de beurt is. SP’er Michiel van Nispen kijkt ze nauwelijks aan. Hij begint over psychiatrische patiënten zonder verblijfsvergunning die geen plek meer krijgen in een tbs-kliniek. Hij zegt dat hij „grote woorden” zal gebruiken: als deze mensen iemand kwaad doen, is zíj daar „verantwoordelijk voor”.

Faber let niet op, ze praat tegen de ambtenaar naast haar. Even later maakt ze ruzie met Hans Vijlbrief van D66 die het debat voorzit. Hij geeft haar 25 minuten om te horen welke antwoorden haar ambtenaren hebben voorbereid. Faber eist op hoge toon méér tijd. „En dan zal ik nog aardig blijven tegen u…”

Marjolein Faber is zoals Marjolein Faber altijd was. Die middag zegt ze tegen mij dat kritiek haar „helemaal niks” doet. Wat Rutte van haar vindt, laat ze van zich „afglijden”. Ze lacht. „Dat deed hij zelf ook altijd.” Als ik wil weten wat zij van Rutte vindt, moet ik, zegt ze, maar in de debatverslagen teruglezen wat ze als Eerste Kamerlid over hem heeft gezegd, toen hij nog premier was. Er staat in dat Rutte volgens Faber „zijn eigen burgers laat stikken”, ze denkt net als veel complotdenkers dat hij „zit te smoezen” met het World Economic Forum, ze wil weten of achter de regeringstafel „de vijfde colonne” zit.

Hans Vijlbrief van D66 zegt later dat Faber te laat was gekomen bij het debat en buiten de microfoon om had gepraat. „Maar de Kamerleden misdragen zich ook continu, soms is het net een kleuterklas. Ze proberen je uit.” Hij had Faber wel extra tijd gegeven: 35 minuten.

Ze doet, vindt hij, „hoekig”. „Dat heeft ook iets sympathieks. Ik moet er wel om lachen.”