
Deze week had ik al vroeg een column af over Faber en kindvluchtelingen, maar de woorden daarin wilden niet echt vlotten. Ik schreef een tweede over wolven en jagers, maar ook daar werd ik niet blij van. Het hele schrijven leek een zinloze bezigheid. De deadline naderde en ik moest kiezen. Toen ik de teksten naast elkaar legde, zag ik de gemene deler. In beide gevallen wil de partij met macht en zonder iets te verliezen – Faber en jagers – iets afpakken van een kwetsbare partij die vooral bezig is met overleven – kindvluchtelingen en wolven. In beide situaties hebben de machtige spelers toegang tot microfoons en media en gebruiken ze die om met manke taal hun egoïstische, wrede plannen als nodig en onontkoombaar voor te stellen. Kindvluchtelingen noch wolven hebben toegang tot microfoons.
Bij Sven Kockelmann zat een of andere jachtbaron. Wat die man met woorden deed moet elke taalliefhebber misselijk hebben achtergelaten. Voor het afschieten van weerloze dieren gebruikte hij woorden als ‘uitmuntend natuurbeheer’. Ik was daar nog niet van bijgekomen of een prominent – Schoof, Wilders of een VVD-minister, niet dat dat verder uitmaakt – stond voor de camera een vraag over de rode lijn kundig bij de Palestijnse slachtoffers weg te trekken. De rode lijn moest je bij 7 oktober leggen, vond hij. Dat Palestijnse kinderen op elke andere dag daarvoor, en zeker daarna, door menselijk toedoen creperen, leek hem niet genoeg te kunnen deren.
Ik ben die machtige microfoonbezweerders spuugzat, het moet daardoor komen dat ik mijn lust voor woorden ben verloren. Ik kan geen lafaard meer horen zwatelen over Nederland als morele voorloper, terwijl deze coalitie niets anders doet dan collaboreren met genocide. Ik kan geen politicus meer aanhoren die migranten aanwijst als oorzaak van woningnood in een land waar miljonairs zich multimiljonair melken aan huizen. Ik kan geen minister van oorlog meer horen zwetsen over wapens voor vrede. Geen politicus meer verdragen die meer belang hecht aan hoe die overkomt, dan aan drinkwater, natuur of de toekomst van zijn mensen. Ik kan geen aankondiging meer verwerken van een onderzoek om niks te hoeven doen. Geen woord meer van wie zich tomeloos inzet voor rijken en beweert dat te doen voor de Nederlander, de hardwerkende. Niets meer van wie met twee maten meet, met twee monden praat en droge ogen houdt. De oranje tiran aan de andere kant van de oceaan lukt het zelfs het woord genocide te verkrachten door dat te plakken op de ongemakken van vrienden van zijn huismiljardair. Europese kruipleiders die dat nog steeds een bondgenoot noemen, kan ik ook niet meer aanhoren.
Eigenlijk trek ik geen enkele machthebber meer die een microfoon opeist om daar zijn leugens in te braken. Net zo min als microfoonbeheerders die geen keuze lijken te hebben dan achter dat malafide leidersgeboefte aan te zwalken. Ik verdraag niet langer dat alles wat stil en kwetsbaar is vermoord wordt door griezels met onstilbare machtshonger, diepe zakken en nul mededogen.
Ik mag deze ruimte, deze microfoon en deze versterker gebruiken, maar eigenlijk wil ik niks meer zeggen. Ik wil zwijgen. Ik wil dat ieder die er werkt van maakt met versterking te liegen, zijn kop even houdt. Ik wil twee minuten stilte voor een waarheid. Ik wil het spelen van wolvenwelpen in het bos horen, het zwijgen van gewonde kinderen in microfoons en de stille wind uit gebombardeerde steden waar puin niet meer geruimd wordt.
Carolina Trujillo is schrijfster.
