N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
De klimaatcrisis roept praktische vragen op, zoals: hoe moeten we branden blussen die groter zijn dan ooit tevoren? Het roept ook vragen op over rechtvaardigheid, zoals: wie heeft de omstandigheden veroorzaakt die tot die branden leiden en wie moet ervoor zorgen dat ze niet toenemen?
Er is gelukkig steeds meer aandacht voor klimaatrechtvaardigheid. Momenteel richt die zich echter op (een abstract beeld van) de mens. Dat sluit bepaalde groepen uit, want sommige mensen werden en worden meer als mens gezien dan andere – witte stemmen klinken bijvoorbeeld luider dan niet-witte. Ook is een kleine groep rijken verantwoordelijk voor de grootste uitstoot van broeikasgassen, terwijl armen wereldwijd het zwaarst worden getroffen. Rijken kunnen zich het beste aanpassen, en dat zal weer leiden tot grotere ongelijkheid. Dit fenomeen wordt ‘klimaatapartheid’ genoemd.
Door de gerichtheid op mensen worden ook de consequenties van de klimaatcrisis voor andere wezens ontkend, zoals niet-menselijke dieren en planten. Terwijl zij hun levens en leefgebieden kwijtraken, bijvoorbeeld in die branden, die zijn veroorzaakt door menselijk handelen.
Mensgerichtheid verbloemt dus geweld. Maar het verspert ook de weg naar echt duurzame oplossingen. Antropocentrisme ligt namelijk aan de basis van de klimaatcrisis. Wanneer mensen zichzelf centraal stellen en de rest van de wereld als grondstof beschouwen om naar believen te gebruiken is uitbuiting een logisch gevolg. Zolang het soortnarcisme niet wordt doorbroken zijn strengere maatregelen alleen doekjes voor het bloeden.
We hebben dus meersoortige rechtvaardigheid nodig. Rechtvaardigheid werd in de westerse traditie lang gezien als een begrip dat alleen op nu levende mensen van toepassing is. Maar, betogen denkers als Danielle Celermajer en Christine Winter, de klimaatcrisis laat juist zien dat mensen met anderen verbonden zijn. Met andere mensen, andere levende wezens, het land en het water, onze voorouders en degenen die nog komen. Een alternatief voor de status quo vraagt erom relaties met die anderen rechtvaardig in te richten. Voorbeelden van zo’n manier van denken en handelen zijn overigens al te vinden bij bijvoorbeeld Aboriginalgemeenschappen. De mens decentreren maakt een andere toekomst zichtbaar, biedt een ander beeld van floreren en samenleven.
Dit heeft ook consequenties voor klimaatactivisme, waarin de toekomst van de mens nu het belangrijkste lijkt. Veel activisten noemen bijvoorbeeld hun kinderen of kleinkinderen als reden om zich in te zetten voor het klimaat. Dat is net zoiets als wanneer mannen zeggen dat ze tegen verkrachting van vrouwen zijn omdat ze dochters hebben. Toekomstige generaties en mensen elders worden soms genoemd, maar daar houdt het wel op. Ook bij (klimaat)burgerberaden lijkt het vanzelfsprekend dat de mensen bepalen hoe de toekomst eruit moet zien, terwijl we de wereld met talloze anderen delen die er net zo goed recht op hebben als wij.
Klimaatactivisten (waar ik mezelf ook toe reken) kunnen leren van het dierenactivisme, waarin veel problemen die nu spelen al langer bekend zijn. Denk bijvoorbeeld aan het negeren van wetenschappelijk onderzoek, criminaliseren van activisten, compassion fatigue en de vraag hoe te leven te midden van grootschalig geweld. Ook tactisch: demonstreren is ontroerend en goed voor de motivatie, maar verandering vraagt om meer, zoals activisme binnen culturele praktijken, de politiek, en kennisinstituties, en vooral om een lange adem.
Bovendien kan de gerichtheid op de ander die in het dierenactivisme centraal staat inspiratie leveren voor meersoortige rechtvaardigheid, en uiteindelijk voor rechtvaardigheid überhaupt. Want ‘rechtvaardigheid’ is een loos begrip als het alleen op je eigen groep van toepassing is.