Column | Karma

Ellen Deckwitz

Iemand van wie ik veel houd is een tijdje geleden, en ik kan het echt niet mooier zeggen, zwaar genaaid. Ze nam deel aan een project, vergat de afspraken correct vast te leggen waardoor ze er uiteindelijk veel minder aan heeft verdiend dan de rest, die er nog geeneens half zoveel tijd in heeft gestopt als zij. Ze liet een advocaat het allemaal napluizen en die zei van tja, je kan wel gaan procederen, maar ik kan niet garanderen dat je in het gelijk wordt gesteld. Het zou haar vooral veel geld en frustratie kosten.

„Recht en rechtvaardigheid liggen weer eens lekker ver uit elkaar”, knarste ze toen ik haar zaterdag opzocht voor een bak thee.

„Daarom geloof ik in karma”, zei haar dochter (14) wijs.

„Ik geloof vooral in afwachten”, gromde mijn vriendin. „Het leven is voor niemand een feest, uiteindelijk krijgen ook de eikels wel weer hun bekomst.”

„Maar dat ís toch karma?” vroeg de dochter verward.

„Nee”, zuchtte haar moeder, „karma is het gegeven dat je voor een goede daad iets goeds terugkrijgt, en voor een slechte juist straf. Ik geloof eerder in het idee dat op de lange termijn alles toch wel kapotgaat en iedereen uiteindelijk verliest.”

De dochter keek een beetje beteuterd, maar misschien had mijn vriendin inderdaad een punt. Misschien was karma gewoon die onuitstaanbare eigenschap van het bestaan dat alles wat je blij maakt doorgaans de halfwaardetijd heeft van een banaan onder in je schooltas.

‘Maar”, probeerde de dochter dapper, „als alles kapotgaat, dan gaan ook de vervelende dingen stuk. Alles is dus tijdelijk!” „Diep hoor”, zei haar moeder, „Maar ik denk dat het leven gewoon chaotisch is en dat niemand deze aarde opgewekt zal verlaten, of je nou een goed of een slecht persoon bent. En dat is voor mij een zeer troostende gedachte.”

Dat betekende dat ook zij niet stuiterend van vreugde haar laatste adem zou uitblazen maar goed, blijkbaar is veel draaglijk zolang het je vijanden eveneens overkomt.

De dochter vertrok wat sip naar boven en opgewekt zei haar moeder dat ze nog een nieuwe pot thee ging zetten. Ik probeerde alles ondertussen een beetje op een rijtje te krijgen. Mijn depri oma riep altijd dat het leven een tranendal is, maar ik had weinig mensen daar zo blij om zien worden als mijn vriendin. Misschien was zo’n houding ergens ook wel een troost. Niet eens omdat gedeelde smart halve smart is, maar eerder omdat alle ellende, ondanks alles, uiteindelijk dan toch nog ergens goed voor was.

Ellen Deckwitz schrijft op deze plek een wisselcolumn met Marcel van Roosmalen.