Column | Invloed heb je in Europa als je niet het probleem bent, maar deel van de oplossing

In 2020 vroeg een Europese denktank beleidsmakers in heel Europa wie ze het eerst zouden bellen als ze iets wilden doordrukken of blokkeren in Brussel. Op de eerste plaats kwam Berlijn, op de tweede Parijs. En wie werd er als derde genoemd?

Juist, Den Haag. Nederland werd gezien als een land dat flink boven zijn gewicht bokste. Een land midden op de as tussen Parijs en Berlijn, dat daarnaast nog allerlei coalities optuigde binnen de EU – met de nordics over financiën en de begroting, met West-Europese landen over klimaat, met de Balten over de transatlantische betrekkingen, enzovoort.

Die derde plaats gaf aan hoe men elders tegen Nederland aankeek: als een constructieve, actieve speler met een groot en divers netwerk. Als je Den Haag aan jouw kant kreeg, was de kans groot dat de Nederlanders anderen uit hun netwerk mee zou nemen.

De grote vraag is nu of Nederland die positie onder de komende regering kan vasthouden. Op basis van het hoofdlijnenakkoord lijkt dat niet erg waarschijnlijk.

De verrechtsing van Nederland is niet uniek. Overal in Europa gaat centrum-rechts coalities aan met radicaal- en extreemrechtse partijen, waarmee centrum-rechts het gedachtengoed van die partijen deels tempert en deels mainstream maakt. In de regel kost dit centrum-rechts stemmen: de VVD verloor stemmen aan de PVV, de Franse Républicains en de Oostenrijkse ÖVP hebben zo enthousiast de rode loper uitgerold voor het Rassemblement national en de FPÖ dat ze zichzelf hebben gemarginaliseerd en de radicalen of extremen sterker hebben gemaakt. Ook de centrum-rechtse familie in Europa, de Europese Volkspartij, schuift naar rechts op. Vroeger werd alles wat ter rechterzijde van de EVP stond genegeerd en gemarginaliseerd. Nu probeert de EVP alles wat nog rechtser is in twee kampen te splijten: één kamp met partijen die anti-Russisch, pro-Atlantisch en pro-euro zijn (zoals Fratelli d’Italia van de Italiaanse premier Meloni), met wie zij onder voorwaarden wil samenwerken, en één kamp van partijen die Rusland steunen en anti-Amerikaans en anti-euro zijn (zoals de AfD), die zij wil isoleren. Als de PVV in dat laatste clubje blijft, good luck voor de firma Nederland.

Een Europa met meer rechtse regeringsleiders en europarlementariërs, zeggen sommigen, staat toch welwillender tegenover een Nederlandse regering met de PVV erin dan tijdens de gedoogconstructie (2010-2012), toen Geert Wilders dicteerde hoe ver het kabinet in Brussel kon gaan? Niet noodzakelijkerwijs. Europa is enorm veranderd in de tussentijd. Alles draaide toen om geld, nu draait alles om veiligheid. Dat gaat niet alleen over Europese defensie en steun voor Oekraïne, het terrein waarop het hoofdlijnenakkoord duidelijk Europees is, maar in de huidige geopolitieke turbulentie ook over talloze andere zaken: de euro, migratie, interne-marktkwesties, visserij, klimaatbeleid. Amerika, Rusland, China en anderen gebruiken alles als strategisch wapen. Daarmee krijgen deze onderwerpen ook voor Europa een strategische dimensie – leuk of niet.

Giorgia Meloni riep tijdens haar verkiezingscampagne vooral: „Stop de boten!” Als premier begreep ze dat ze zo geen boot zou stoppen. Dus smeedde ze akkoorden met tegenstanders op het migratiedossier, zoals Nederland. Zo plaatste zij zich, zoals premier Rutte deed toen Nederland na Brexit zwak stond in Europa, in het hart van de Europese besluitvorming. Niet door iedereen voor voldongen feiten te plaatsen, maar door zich als partner op te stellen. Nu is Meloni een van de kingmakers in Europa.

Als je meteen al begint over opt-outs op asiel- en migratiegebied, scepsis over de uitbreiding en kortingen op de Europese begroting in een tijd waarin landen constant méér Europa vragen (veiligheid kost geld!), bezorg je anderen hoofdpijn.

Invloed heb je in Europa als je niet het probleem bent – problemen hebben Europese regeringen genoeg – maar deel van de oplossing.

Caroline de Gruyter schrijft wekelijks over politiek en Europa.