Wat nu Duitsland is, het grootste land van Europa, was in de middeleeuwen één grote lappendeken van autonome bisdommen, vorstendommen en stadstaatjes. Allemaal waren ze apetrots en soeverein. Maar vanaf de zeventiende eeuw kregen ze het moeilijk. Ze werden omringd door alsmaar sterkere, grotere staten en imperia. Die centraliseerden hun macht, hieven steeds meer belasting, veroverden koloniën, bouwden imposante vloten en gebruikten handelsondernemingen om hun macht ver buiten hun landsgrenzen te projecteren. Ze gunden elkaar het licht in de ogen niet. De Duitse ministaatjes hadden geen verweer. Ze werden gebullied, genegeerd, onder de voet gelopen, weggeconcurreerd.
Ingeklemd tussen het imperiale Amerika van Donald Trump, het imperiale Rusland onder Vladimir Poetin en het imperiale China onder Xi Jinping, zitten Europese landen een beetje in de situatie van die Duitse staatjes destijds. Met één verschil gelukkig: deze staatjes waren verenigd in het Heilige Roomse Rijk, dat zo machteloos en vastgeroest was dat het zich nooit kon meten met zijn ambitieuze buren, laat staan zich kon aanpassen aan een veranderende wereld. Europese landen doen dat in de EU ook niet perfect, maar wel een stuk beter.
De Duitse ministaatjes hadden zich al in de middeleeuwen verenigd in het Heilige Roomse Rijk, om de onderlinge vrede te bewaren. Maar dat Rijk bleef los zand omdat geen van die (honderden!) staatjes bereid was macht af te staan aan een centrale autoriteit en geld te steken in gemeenschappelijke voorzieningen. Het Rijk had prachtige rituelen, maar was geen staat en had geen ambtenaren, geen leger en geen belastingen – deze dingen werden soms besproken, maar de meeste staatjes schoten het meteen af. Voltaire zei eens dat dit rijk noch heilig was, noch Rooms, noch een rijk. Daardoor telden deze ministaatjes amper mee in Europa en waren ze overgeleverd aan de grillen van machthebbers als Napoleon, de tsaar of de sultan.
Ten slotte hield zelfs hun keizer het voor gezien. Die focuste liever op zijn ándere rijk, het Habsburgse Rijk, dat wel een staat was, een leger(tje) had en een functionerende bureaucratie. Bij het Congres van Wenen, in 1814-1815, hield het Heilige Roomse Rijk op met bestaan. Het verdampte gewoon. De staatjes werden in 1871 ingelijfd bij het Duitse keizerrijk.
De EU lijkt een beetje op het Heilige Roomse Rijk: het is evenmin een staat en de lidstaten zijn ongelooflijk dominant en machtig in Brussel. Ook hun weerzin tegen een overkoepelende autoriteit met een flink budget is een overeenkomst. Maar het verschil is dat de EU het roer afgelopen jaren meermalen radicaal heeft omgegooid, als het niet anders kon. Ze lijkt amper nog op haar voorloper uit de jaren vijftig. Toen, na de oorlog, draaide alles om wederopbouw, handel en hongerbestrijding. Meer was niet nodig, vond men. De Amerikanen zorgden voor veiligheid en defensie. Plannen voor een politieke unie en defensie-unie werden van tafel geveegd.
De Amerikanen azen zelfs op Europees grondgebied
Maar nu om Europa heen oude imperiale impulsen weer de kop opsteken, zijn die dingen wél nodig. Juist nu vinden de Amerikanen dat Europa zichzelf maar eens moet verdedigen, en Oekraïne erbij. Ze azen zelfs op Europees grondgebied. Terwijl ze in de jaren vijftig West-Europa hielpen een open, geïntegreerde economie op te zetten (als stootwil tegen het communisme: welvarende arbeiders stemmen gematigd), ondermijnen en verzwakken ze nu de Europese interne markt.
De voorstellen die de Europese Commissie deze week heeft gedaan om de markt te beschermen, onder meer met ‘Koop-Europees’-achtige aanbestedingsregels en tegemoetkomingen aan Europese bedrijven, waren zeventig jaar geleden als puur protectionisme afgedaan. Nu moeten we wel. Hetzelfde geldt voor de onderhandelingen over een Europese defensie: dat is geen luxe meer, maar noodzaak. Er komt nog meer: een sterkere euro (andere munten worden als wapen ingezet), een groter budget, Europese belastingen. In een mercantilistische wereld is het pompen of verzuipen.
De Duitse ministaatjes zijn indertijd verzopen. Moderne EU-lidstaten wekken gelukkig niet de indruk hetzelfde van plan te zijn.
Bij de begroeting tijdens hun eerste ontmoeting, begin december 2024, legt Arne Slot kort zijn linkerhand op de rug van Pep Guardiola. Eerder die middag is de spelersbus van Liverpool FC met gezang en vuurwerk onthaald bij Anfield voor het duel met rivaal Manchester City. Voor Slot is het meer dan alleen een belangrijke wedstrijd. Met City-trainer Guardiola treft hij de coach die hij al ruim tien jaar minutieus bestudeert. Zijn speelwijze en tactische varianten kan hij dromen.
Vanaf de tribune op Anfield is die middag niet alleen de gelijkenis in hun speelstijlen te zien, maar ook dat ze bijna identiek langs de lijn staan. Handen losjes in de zakken, de jassen open en iets naar achter geslagen. Het onderling respect is na afloop zichtbaar in de handdruk en het zachte tikje van Slot op de rug van Guardiola. Liverpool wint in een superieur optreden, de symbolische waarde is evident: de leerling verslaat de meester die hij zo bewondert.
„We kwamen elkaar na die wedstrijd tegen in de gang toen hij uit de persconferentie liep”, zegt Slot terugblikkend in een interview op het trainingscomplex van Liverpool FC met Nederlandse media. „In dat gesprekje kon ik wel merken dat hij voelt dat ik altijd positief over hem ben geweest.”
Begin dit jaar wint Liverpool opnieuw, nu in Manchester, mede door een aangepaste defensieve tactiek van Slot. Dat hij Guardiola, met zijn geraffineerde positiespel de meest invloedrijke coach in het moderne voetbal, twee keer versloeg noemt hij bijzonder. „Wanneer je me dit vijf jaar geleden had verteld, had ik gezegd: nou, lijkt me niet heel reëel. Maar als je wat langer in deze job zit, ga je dingen ook al snel minder bijzonder vinden. Het groeit allemaal geleidelijk door.”
Succes went dus – al zegt hij dat niet.
Slot (46) zit ontspannen aan een houten picknicktafel op een terras van het trainingscomplex in Kirkby. Uitgerust en zongebruind, na een paar dagen Ibiza. Verderop brommen twee grasmaaiers over de trainingsvelden, gelegen in het noordoosten van Liverpool. Hij drinkt een bosbessen-shake. Het is vroeg, straks wachten nog interviews met de BBC en The Athletic – een gezaghebbende sportsite van The New York Times.
Hij is er „best wel een beetje trots op” dat hij de Premier League heeft gewonnen. Bij de kampioenswedstrijd tegen Tottenham Hotspur, eind april, zag Slot hoe „diep” het zat dat Liverpool-fans in 1990 voor het laatst de titel massaal vierden – in 2020 kon dit niet vanwege corona. „Als je ze dan uit elke vezel ‘We’re gonna win the league’ hoort zingen en in hun ogen kijkt, dacht ik wel even: poeh, wat als het vandaag nou niet lukt?”
Wanneer je me dit vijf jaar geleden had verteld, had ik gezegd: nou, lijkt me niet heel reëel.
Als coach en profspeler zonder buitenlandse ervaring is Slot een relatieve nieuweling in de elite van het internationale voetbal. „Voor mij is het al bijzonder dat ik hier ben, met mijn carrière, laat staan dat ik dan ook nog goed presteer.” Ogenschijnlijk makkelijk vond hij zijn weg in Liverpool. In hoe hij opereert, is weinig verschil te zien met zijn tijd bij AZ en Feyenoord: veel ruimte voor uitleg, duidelijkheid, soms wat (droge) humor. En veel zelfvertrouwen – iets waar hij zelden gebrek aan heeft.
De aanvankelijke scepsis rond zijn aanstelling bij Liverpool een jaar geleden als (vrij onbekende) opvolger van de populaire Jürgen Klopp, draaide al gauw. Na de titel hangt op veel plekken in de havenstad zijn beeltenis – vlaggen met Slots hoofd wapperen uit woningen in de wijk Anfield bij het gelijknamige stadion. Komende maandag, na het laatste competitieduel tegen Crystal Palace op zondag, is de huldiging met parade in open bus door de stad.
Meer vrije tijd
Na negen jaar Klopp sleutelde hij op details aan de speelwijze (meer op basis van positiespel), tactische besprekingen (vaker en langer) en de vrijheid die spelers krijgen (meer vrije tijd). Waar de selectie onder Klopp de nacht voor thuiswedstrijden in een hotel in de binnenstad doorbracht, slapen spelers nu thuis. Omdat overnachten in je eigen bed volgens Slot de beste rust biedt. Een besluit dat goed viel bij spelers, van wie velen een gezin hebben.
Achterliggende gedachte is dat Slot wil voorkomen dat er „sleur” in de groep ontstaat. Want, belangrijker dan tactiek is spelers „fanatiek” maken en houden – hij noemt het woord zeven keer in een uur. „Het is niet zo moeilijk om een paar goede wedstrijden te spelen. Maar om ze om de drie dagen fanatiek te hebben, dát is de sleutel. Ik denk elke dag na over hoe ik mijn groep kan raken, individuen kan raken. Dat ze niet al denken dat we er zijn. Dat is het moeilijkste.”
Nieuw is dat niet voor hem, wel dat hij het doet met spelers van wereldklasse. Zijn tactische besprekingen bij Liverpool zijn „een kopie” van zijn periode als beginnende trainer bij de onder-14 van PEC Zwolle ruim tien jaar geleden. Het belangrijkste verschil in hoe hij nu een team leidt, zit in de omgang met spelers. „Je benadert elk mens anders”, zegt hij.
Ontlading na het behalen van het kampioenschap: voor het eerst sinds 1990 kan de titel in Liverpool maandag weer massaal gevierd worden. Een emotionele Arne Slot kijkt toe na de winst op Tottenham Hotspur op 27 april, waarmee het kampioenschap werd veiliggesteld.
Foto’s Adam Vaughan / EPA
De sterspelers verschillen in karakter. Aanvaller Mo Salah heeft „een andere persoonlijkheid” dan aanvoerder Virgil van Dijk. „Virgil is veel vocaler, meer aanwezig. Waar Mo meer zijn eigen ding doet, op een rustigere manier.”
Een inkijkje hoe Slot dat aanpakt bij Salah gaf de Egyptische aanvaller zelf bij Sky Sports. Slot confronteerde hem in de voorbereiding met beelden van een warming-up voor een training waarin Salah weinig deed. De coach wees naar de spelers die achter Salah liepen en het in navolging van hem ook rustig aan deden. „Dat is jouw invloed op het team”, zei Slot tegen Salah. Ook verwachtte hij meer van hem bij het meeverdedigen.
Salah moest wennen aan de directheid van Slot, zei hij. Maar inmiddels kan hij die duidelijke en veeleisende benadering waarderen – net als Van Dijk verlengde hij recent zijn contract. De kunst in dit soort individuele gesprekken, zegt Slot, is om ook positieve punten te benadrukken. Hij vindt Salah „exceptioneel” in de één-tegen-één situaties voor de goal, de zone waar ze hem zo vaak mogelijk proberen te lanceren. Met 33 goals en 23 assists in alle competities maakt Salah zijn beste seizoen door.
Sierlijke spelverdeler
Hij vindt het een beetje ongemakkelijk wanneer het over zijn eigen voetbalcarrière gaat, als coach van een groep formidabele spelers. Slot – een wat trage maar sierlijke spelverdeler bij Zwolle, NAC en Sparta – zou zichzelf nu waarschijnlijk nooit opstellen vanwege zijn gebrekkige loopvermogen. Waar hij vroeger dacht dat spelinzicht het belangrijkste was, zegt hij nu: „Voetbal is echt een loopsport geworden. Je moet dus tegenwoordig én heel goed kunnen lopen én ook nog eens veel inzicht hebben.”
Ryan Gravenberch, de speler die dit seizoen de grootste ontwikkeling doormaakte onder Slot, heeft het beide. Gravenberch was eerder reserve onder Klopp en bij het Nederlands elftal, tot hij vorige zomer ineens het vertrouwen kreeg van Slot. Hij is van nature een aanvallende middenvelder maar Slot probeerde hem als controleur, mede door een gebrek aan alternatieven op die positie.
Slot zocht iemand met veel loopvermogen naast Alexis Mac Allister. De Argentijn is een „geweldige speler” maar soms „verdedigend kwetsbaar”. Met Gravenberch als tweede controleur ernaast kon het misschien werken, dacht Slot. „Ryan is een geweldige loper, kan grotere afstanden overbruggen.” Dat in combinatie met zijn dribbels, zuivere passing en wegdraaiacties maakt het vernieuwde motorblok van Liverpool veelzijdig.
Belangrijker dan tactiek is spelers „fanatiek” maken en houden – Slot noemt het woord zeven keer in een uur
Het belangrijkste dat hij leerde in zijn eerste jaar Liverpool is hoe „zwaar” het is dat er geen winterstop bestaat in Engeland – de Premier League is hierin een uitzondering op andere competities in Europa. Slot speelde vrijwel iedere wedstrijd met een vaste formatie. Dat heeft enerzijds voordelen – „ik denk dat we kampioen zijn geworden doordat ik weinig geroteerd heb”.
Maar hij zegt ook dat hij op dit vlak volgend seizoen „misschien een aanpassing moet maken”. In maart kende Liverpool de minste fase: het werd in de achtste finale van de Champions League uitgeschakeld door Paris Saint-Germain en verloor de League Cup-finale van Newcastle United. Slot zag dat zijn ploeg niet zichzelf was.
„Misschien was dat een uitvloeisel van fysieke en mentale vermoeidheid en zou die fase om iets meer rotatie kunnen vragen”, zegt Slot. „Ik heb bijna roofbouw gepleegd op Salah door hem zo vaak op te stellen omdat ik elke wedstrijd zo belangrijk vond.” Als hij hem wat vaker rust had gegeven, was hij wellicht beter voor de dag gekomen. Salah kon nu tegen Paris Saint-Germain het verschil niet maken.
Geen tijd voor golf
Over dit soort vraagstukken peinst Slot veel – ook in de avonduren als hij alleen is. Hij verblijft in Cheshire, dichtbij het vliegveld van Manchester. Zijn gezin woont in Zwolle, zijn twee kinderen doen dit jaar eindexamen. Zijn vrouw komt gemiddeld een keer in de twee weken over. Dat hij hen zo weinig ziet, vindt Slot soms lastig, al komt zijn dochter binnenkort drie maanden bij hem wonen voor een taalcursus Engels in Manchester.
„Bij Feyenoord had ik een mooier sociaal leven”, zegt Slot. Toen ging hij zo’n vijf dagen in de week naar zijn huis in Zwolle. De dagen dat hij in zijn appartement aan de Boompjes in Rotterdam bleef, zijn vergelijkbaar met zijn leven in Engeland nu. „Naar het trainingscomplex, aan het eind van de dag een opwarmmaaltijd meenemen, thuiskomen bij een lege koelkast, waar hooguit een colaatje in staat. En dan de volgende dag weer.”
Hij nam een set golfclubs mee naar Engeland, voor wat afleiding naast het voetbal. Maar die staat nog ongebruikt thuis. „Op een vrije dag denk ik dan: hoe armoedig is het dat ik in mijn eentje daar sta op die baan. En het duurt vier, vijf uur. We hebben zoveel wedstrijden. En als ik ergens dichtbij ben [de landstitel] denk ik: het gaat me nu niet gebeuren dat het niet lukt omdat ik er te weinig tijd in heb gestopt.” Dus is Slot oneindig bezig met voetbal.
Al ging hij, nu het seizoen bijna voorbij is, dinsdag naar een concert van Bruce Springsteen in Manchester. Als bedankje voor zijn stafleden en zijn broertje Jakko en goede vriend Gerald van den Belt, die hem met van alles helpen en hem vaak opzoeken. Een nieuwe ervaring is dat er door zijn bekendheid beveiligers mee moesten. Zoals er laatst ook een paparazzi-fotograaf voor hem stond toen hij met een sandwich en druiven de supermarkt uitliep. En op Ibiza werd hij in een hippe strandtent uitgenodigd in de DJ-booth, waar er voor hem werd gezongen – het filmpje ging viraal.
Verandert al die aandacht hem? „Dat gevaar is er niet”, zegt Slot. Hij verdiende als speler „niet exceptioneel”, pas de laatste jaren als trainer kreeg hij vette salarissen. Hij kan goed het onderscheid maken, wil hij maar zeggen. „Ik zit zo in elkaar dat ik altijd denk: volgende week moet ik het ook weer bewijzen.”
Arne Slot in de thuiswedstrijd tegen Tottenham Hotspur, wat uiteindelijk de kampioenswedstrijd van Liverpool zou worden. Foto Phil Noble/Reuters
Het gaat deze week nogal veel over vlogfamilies. Staatssecretaris Jurgen Nobel (VVD) kondigde strengere wetgeving aan, de redenatie is simpel: er wordt geld mee verdiend, dus dit zijn geen hobbyprojecten, dit is werk. En we hebben met z’n allen bedacht dat kinderen niet te veel moeten werken.
Nobel was te gast bij Eva, waar schande werd gesproken van de praktijken. Voortdurend werden beelden herhaald met geblurde kinderen, waardoor je het gevoel kreeg naar een misdrijf te kijken. Psychiater Esther van Fenema hoefde geen patiënt te zien om een diagnose te stellen: dit is kindermisbruik. En die ouders weten dondersgoed wat ze doen, voegde advocaat Veerle Hammerstein eraan toe.
Het is gek hoe zoiets loopt: jarenlang kraaide er geen haan naar de familievlogs terwijl er duizenden overduidelijk gesponsorde video’s op YouTube stonden waarin het wemelt van de kinderen. Opeens is het een maatschappelijk probleem dat zo snel en zo stevig mogelijk moet worden aangepakt.
Het enige wat daarvoor nodig is, is iemand die de juiste vragen stelt. Tim Hofman lichtte in zijn programma Boos geen enkele tegel, hij keek gewoon met experts naar openbare video’s, concludeerde dat het niet in de haak was en vroeg aan de staatssecretaris wat hij daaraan ging doen. Agenderen, noemen we dat dan met een niet al te duur woord.
Bij mij ontbreekt het blijkbaar aan journalistieke scherpte, want agenderen is nooit in me opgekomen, terwijl ik uren aan beeldmateriaal grondig heb geanalyseerd. Meer specifiek: vlogfamilie De Bakkertjes. Ze hebben nu 413 duizend volgers, maar ik ben er sinds het prille begin bij. Ik zag hoe hun jongste dochter werd geboren, hoe de oudste zoon kampioen werd met voetbal, ik zag de haarlijn van de vader steeds verder terugtrekken en dankzij een door Globalhair gesponsorde haartransplantatie weer een forse stap vooruit zetten, ik zag dat de oudste zoon een eigen gamekanaal startte en dat de moeder de camera het liefst ontwijkt.
Maar ik zag vooral heel veel challenges: hoe lang kunnen de kinderen op een kleed blijven zitten? Hoeveel frikandellen kunnen ze eten? Wat gebeurt er als je 24 uur lang je zusje pest? Of als je een kind van vier alle boodschappen laat doen voor de hele week?
Voor mij is het allemaal bijvangst, want het gezin interesseert me nauwelijks. Het gaat mij om het huis waarin ze wonen. Meestal ga ik met mijn cursor over de tijdbalk waardoor een thumbnail verschijnt en dan schuif ik langzaam op naar rechts, op zoek naar beelden van de woonkamer, de trap, de badkamer of de tuin. Ik wil weten wat voor vloer er ligt, hoe de slaapkamers zijn verdeeld en waar pappa zijn gigantische zwarte Dodge RAM 2000 parkeert.
De reden van mijn fascinatie is dat ik opgegroeid ben in het huis van De Bakkertjes. Ik woonde er tussen mijn zesde en mijn negentiende samen met mijn ouders en mijn twee broers, mijn zus was al het huis uit. Mijn vader kocht het houtkacheltje dat er nog steeds staat, de bekleding die mijn moeder koos voor de trap is nog hetzelfde, maar de keuken is nieuw en onze tuin met allerlei bloemen en een vijver vol kikkers is nu een kunstgrasmat met een ingegraven trampoline. Ik kijk de video’s uit melancholie, ik zal me nooit meer ergens zo onbezorgd voelen als daar.
Als ik naar de kinderen kijk die er nu wonen, ben ik blij dat er toen nog geen sociale media bestonden. Het lijkt me stressvol, al helemaal als er de hele tijd content geproduceerd moet worden. Maar de kinderen zijn ook niet geholpen als we hun ouders neerzetten als criminelen. Het is een relatief nieuw online fenomeen en wetgeving loopt dan altijd een beetje achter.
Dat is een probleem, maar we lijken het vermogen kwijt om zo’n probleem in de juiste proporties te beschrijven. „Waarom zou je dit je kinderen aandoen?”, vroeg Nobel zich af. Van Fenema „werd er misselijk van”.
Er was deze week genoeg in het nieuws waar je wel dat soort kwalificaties aan kunt hangen, dit is gewoon iets waar een paar juristen met verstand van internet en arbeidsrecht even goed naar moeten kijken.
De documentaire Omarm me (NPO 2) is het meest aangrijpende uur televisie dat ik in lange tijd heb gezien. Het gaat over Freek, een aimabele jongen die een vrolijk jaar beleeft. We zien hem in een helikopter boven Manhattan vliegen, feesten op een dancefestival. Steeds omringd door liefhebbende, zorgzame vrienden en familie. Freek gaat op zichzelf wonen en geeft een groot feest voor zijn eenentwintigste verjaardag. Dat verjaardagsfeest is echter ook zijn afscheidsfeest.
Door zuurstofgebrek bij zijn geboorte heeft Freek cerebrale parese, hij kan zijn spieren niet aansturen. Hij zit in een rolstoel, heeft altijd pijn, kan niet praten. Met een laser op zijn bril kan hij wel een toetsenbord bedienen waardoor hij kan communiceren met de buitenwereld. Ook krijgt hij een spraakcomputer. We zien hem in de supermarkt rondrijden, hij zegt „goedemorgen” en „mooi weertje” tegen de andere klanten die daar nauwelijks op reageren. Communicatie blijft een probleem.
Hij typt sombere zinnetjes: „Machteloos eenzaam gevangen.” En: „Ik verlang naar de vrijheid dat ik los ben van mijn lichaam.” In het zwaar gehandicapte lichaam zit weliswaar een sprankelende, intelligente geest, maar de levenslust is er vanaf. Altijd pijn, hij wil zoveel en kan zo weinig. Lang hoopte Freek dat het beter zou worden, maar dat is niet zo. Nu wil hij euthanasie. Uit zijn lichaam.
Dat is hartverscheurend maar wel begrijpelijk, dankzij dit liefdevol portret van regisseur Wytzia Soetenhorst. Andere programma’s als Je zal het maar hebben laten doorgaans mensen met een beperking zien die een enorme levenskracht hebben. Die er wat van maken. Dat is natuurlijk geruststellend, en een tegenstelling die het goed doet op tv. Maar Omarm me laat zien: soms is alle liefde en schoonheid gewoon niet toereikend.
Dankzij de spraakcomputer kan Freek ook zelf de voice-over doen van de documentaire. Soetenhorst maakt er spaarzaam gebruik van. Liever laat ze zonder commentaar de zwijgende Freek zien in zijn dagelijkse leven. Ook mooi is de afwijkende interviewmethode die ze kiest: de neef van Freek probeert te verwoorden wat Freek voelt, die daar dan bevestigend „ja” op zegt. Ongeveer het enige woord wat hij kan zeggen.
Terug naar het woonwagenkamp
Ook Louisa voelde zich gevangen in haar lichaam. Maar voor haar was er wel een uitweg. Ze werd geboren als de jongen Lowieke in een woonwagenkamp in Venlo. Als transmeisje werd zij daar niet geaccepteerd, ze moest het kamp verlaten en was een tijdje dakloos. Samen met haar man Rowan heeft zij sinds 2014 haar eigen serie op vrouwenzender TLC. In de nieuwe reeks Louisa & Rowan: Terug naar het kamp keert Louisa voor het eerst sinds jaren terug naar de gemeenschap van ‘reizigers’ die haar verstootte. Het duo gaat tijdelijk in een caravan wonen om rondrijdend de reizigerscultuur te onderzoeken.
Bovenstaande inleiding geeft misschien de indruk dat dit een serieus programma is over transgenderisme en gemarginaliseerde groepen. Louisa & Rowan is echter puur amusement waarin het duo van alles onderneemt louter omdat het vermakelijke tv oplevert. Het ongemak van een caravan in de winter is daarin belangrijk, alsmede de bonte aankleding. Louisa en Rowan lopen rond in huispakken waardoor ze eruitzien als enorme knuffeldieren. Een priester komt met wierook en wijwater hun caravan inzegenen. Nicht Johanna, die tot de vaste entourage behoort, legt uit: „We zeggen al heel snel: wij zijn vervloekt, dus dan kan zo’n gebed geen kwaad.”
Dikke pret, maar terloops krijg je zo wel een kijkje in het leven van reizigers. En er is ook ruimte voor serieuze gesprekken. Onder het genot van een kop „kamperssoep” vraagt Louisa aan het echtpaar Ben en Jaan hoe het zit met de acceptatie van hun zoon die gay is. Nou dat ging moeizaam, maar ze zijn bijgedraaid. Jaan zegt: „Vroeger was het een schande maar nu mogen de homo’s trouwen en is het normaal. Het zijn ook mensen net als wij ook.”
Louisa zegt dat ze liever gewoon een jongen was geweest, waarna Jaan haar geruststelt dat ze nu eenmaal zo geboren is. Dat doet Louisa zichtbaar goed: „Mijn vader dacht dat het door Jerry Springer kwam.”