Column | In Kyiv is alles cringe

Waarom hoor ik in Kyiv om de twee zinnen het woord cringe? Het was niet de meest urgente journalistieke vraag tijdens mijn tijd in Oekraïne, maar het intrigeerde me wel. In mijn bubbel van leeftijdsgenoten was alles en iedereen cringe. Nieuwe soorten exotische thee op de menukaart van hipstercafes, gepolijste Facebookstatements van politici, zonnenbloemengraffiti op verwoeste gebouwen. Cringe, cringe, cringe.

Cringe kan een heftige emotie zijn. Het is de ongemakkelijke gewaarwording van de kloof tussen hoe je denkt dat je overkomt – stoer, slim, cool, oprecht – en hoe andere mensen je daadwerkelijk zien. Je ervaart cringe als je geconfronteerd wordt met het falen van je eigen of andermans pretenties. Dat kan haast fysiek pijnlijk zijn: je kan nog jaren later letterlijk in elkaar krimpen van zo’n gênante herinnering.

Maar toch was het me aanvankelijk een klein raadsel waarom in Kyiv naast de gevoelens van stress, depressie, moedeloosheid, woede en cynisme, cringe zo alomtegenwoordig leek. Ik had toch verwacht dat je in een oorlog geen ruimte hebt voor iets banaals als sociaal ongemak.

Het eerste wat ik leerde was dat voor zowat elke banale emotie ruimte is. Maar gaandeweg begon ik ook in te zien dat het juist heel logisch is dat specifiek Oekraïners veel cringe ervaren. Sinds de grootschalige invasie in 2022 voelt Oekraïne niet alleen de blik van de wereld op zich gericht, maar is het land ook meer dan ooit naar zichzelf gaan kijken. Een klassiek cringe-onderwerp is je jongere zelf: bijna iedereen cringet over z’n puberteit. En Oekraïne kijkt met steeds meer pijnlijke vervreemding terug op het Sovjet-verleden, en op het naïeve geloof in vriendschap met Rusland.

Zo bezocht ik met twee vriendinnen het voormalig Lenin-museum. Een angstaanjagend staaltje Sovjet-architectuur dat nu tentoonstellingen over moderne Oekraïense kunstenaars presenteert, maar ooit volstond met parafernalia uit het leven van de grote leider. De bezoekers konden zich vergapen aan Lenins meubels. „Van toen we nog cringe waren”, zei een van mijn vriendinnen met een veelbetekenende blik. De ander lichtte toe: „Lenin was genocidaal. En hij was cringe.”

Op dezelfde manier ervoeren ze het vroegere ontzag voor de Russische cultuur als gruwelijk cringe. En dat herken ik wel. Mijn eigen focus op, en misschien wel gedweep met, de 19de-eeuwse Russische literatuur, zonder oog te willen hebben voor wat net buiten het spotlight van de canon staat? Cringe. En dat ik in 2018 naar Kyiv was gekomen om Russisch te studeren, en niet Oekraïens: best wel cringe.

Maar naast Leninmusea of Zwanenmeer-dweperij was er in Kyiv een ander enorm dankbaar cringe-object: slecht geïnformeerde westerse journalisten. Want het pijnlijk ongemak dat je voelt als ándere mensen veel minder wereldwijs overkomen dan ze zelf denken, is weer een heel aparte vorm van cringe. En wat dat betreft konden ze in Oekraïne echt hun hart ophalen.

Misschien zit er in de pathetiek en clichés van een bepaald soort oorlogsverslaggeving sowieso veel cringe-potentieel. Maar dan is er nog de toegevoegde cringe van journalisten die vol misplaatst zelfvertrouwen verslag doen van een land dat ze niet zo goed kennen. Een vriendin van me die als fixer had gewerkt met buitenlandse journalisten raakte niet uitgepraat over hun ongeïnformeerde vragen in combinatie met hun arrogantie. Mega-cringe.

Lang niet alle journalisten zijn zo, benadrukte ze altijd. Maar ze deed wel graag hun overdreven Amerikaanse voice-overs na. Als we koffie gingen drinken zei ze uit het niets met gedragen stem: „In war torn Kyiv, the tired population huddles together around cafeinated drinks. The air raid siren remains silent… for now.” Of als we langs een speeltuin liepen declameerde ze opeens: „The innocence of children, playing even during the darkest hour of war, is a stark reminder of the resilience of the Ukrainian spirit.

Ze had meegedaan aan dit cringy soort producties, omdat het blijkbaar nodig was. Dit wilden jullie toch? Dat Oekraïne nog altijd moest bedelen om genoeg internationale steun, trof haar pijnlijker dan cringe. „We hebben zo veel cringe-content voor jullie geproduceerd,” riep ze op een dag tegen me uit. „Zó. Véél. Waarom geven jullie ons dan nog steeds niet genoeg wapens?” Ze zei het half grappend. Maar niet echt.

Eva Peek is redacteur van NRC