Column | In Alphen is windenergie kiezen tussen spruitjes en witlof

Bij de acht windmolens die er al staan, langs de N11 tussen Leiden en Alphen aan den Rijn, tikken de wieken op het hoogste punt 125 meter aan. „Maar het zijn kleintjes vergeleken bij wat hier de plannen zijn”, zegt Diana Britting. „Tiphoogte 240 meter is driekwart Eiffeltoren”.

De achtertuin van haar bungalow grenst aan den Rijn. Als er geen hoge bomen zouden staan, kijkt ze aan de voorzijde uit over een ‘voorkeurslocatie’ voor een nog onbekend aantal nieuwe windturbines, waarover de Alphense gemeenteraad zich voor de zomer moet uitspreken.

De raad is al een tijd in meerderheid tegen, maar ging dit jaar akkoord met een voorstel van het college van B&W om de bevolking te peilen over de vraag ‘of en waar’ turbines zijn in te passen. Maar het ‘of’ is stilzwijgend verdwenen en het ‘waar’ is uitgemond in twee locaties die het minst pijn doen omdat ze relatief ver van huizen en natuurgebied liggen.

Ze liggen niet in het deel van het Groene Hart waar het veenweidegebied tot aan de horizon nog steeds weinig verticaals bevat, maar in een polder waar al een weg en een spoorlijn liggen, en in een hoekje van een andere polder naast een bedrijventerrein. Door zelf met locaties te komen houdt Alphen de regie en voorkomt het dat de provincie haar beslismacht gebruikt en eigen, nog onwenselijker locaties doordrukt, herhaalde het college donderdag in een turbulente vergadering met de raad.

Dat gebeurde in januari toen de provincie Utrecht twee windparklocaties aanwees omdat gemeenten zelf te weinig zouden doen. In Zuid-Holland dreigt hetzelfde nu de ‘energieregio’ van Alphen plus twaalf andere gemeenten naar eigen zeggen „nog ver af [staat] van onze ambitie om in 2030 ons voorgenomen doel te behalen”. Dit is een landelijke trend.

Zelf gebieden aanwijzen moet voorkomen dat de provincie bepaalt waar de turbines komen

Diana Britting gelooft dat het altijd al vast stond dat de molens er zouden komen. „Dat participatieproces hadden we net zo goed kunnen overslaan”, zegt ze bitter. Alphen mocht kiezen tussen spruitjes of witlof.

Dat sentiment komt tot uitbarsting als Jeroen Matthijsen (VVD) wethouder Gert van der Ham (D66) verwijt dat hij „niet bestuurt, maar wordt bestuurd door zijn ambtenaren”, die al jaren „op turbines aansturen; de vierde macht in optima forma”. Waarna de halve raad over hem heen valt om het aanvallen van ambtenaren die zich niet kunnen verdedigen. En de voorzitter Matthijsen – pikant genoeg zelf rijksambtenaar – ten slotte het woord ontneemt. Aan de stemverhoudingen in de raad verandert het niets.

Is all politics local politics? Niet als je afging op de vergezichten over kernenergie, de onderzoeken naar gezondheidseffecten en internationale geluidsnormen, en de verkiezingen van 29 oktober die eerst zouden moeten worden afgewacht. Of de suggestie dat de provincie door de gemeentelijke madeliefjesweide banjert. Maar niemand zei dat de gemeenten die nu een fractie van de beloofde terawatturen zullen leveren zelf hun groene ambities hebben ingediend. Noch dat een besluit niet per se ondemocratisch is als je je zin niet krijgt.

De tijd dringt, op 17 juli moet Alphen kiezen. Misschien dat het CDA – dat nu de handen wringt, want het is tegen grote molens maar wil ook „de regie houden” – het voorstel dan aan een meerderheid helpt.