Column | Ideologische schizofrenie

Het was een deemoedige Mark Rutte, die vier jaar geleden in Nieuwsuur met „radicale ideeën” kwam voor de politiek. Er werden te weinig grote maatschappelijke debatten gevoerd, zei hij: het was tijd dat ook de middenpartijen weer met elkaar gingen botsen. Bovendien moest er een nieuwe bestuurscultuur komen, met meer transparantie en oog voor de menselijke maat. Zo konden burgers weer vertrouwen krijgen in de politiek.

Hoewel ik sceptisch was over Ruttes plannen, die duidelijk bedoeld waren om zijn eigen positie te redden, geloofde ik destijds wel dat er verandering in de lucht hing. De politieke onvrede was zó groot, de schrik zat er zo in, er moest wel iets gebeuren.

Vier jaar later is er weinig over van die hoop. We zitten met een schizofreen kabinet, zowel qua ideologie als qua bestuurscultuur. De partijen botsen inderdaad, zoals Rutte wilde, maar dan achter de schermen. Van een maatschappelijk debat is het nog niet gekomen. Inhoudelijk is de coalitie zo incoherent dat het moeilijk is ermee in discussie te gaan. Het kabinet is als een disfunctioneel gezin, waarin de ene ouder een laissez-faire-opvoeding nastreeft terwijl de andere zweert bij de corrigerende tik.

De ideologische schizofrenie van dit kabinet bleek deze week bij de bekendmaking van de Voorjaarsnota. De sociale huren worden bevroren, de huurtoeslag wordt verhoogd, maar de huren in de vrije sector mogen juist stijgen. Wat voor idee zit daar achter? Het antwoord: geen enkel idee. Het is een uitruil tussen een liberale en een populistische partij, met als slachtoffers (aspirant-)huurders buiten de sociale sector. Die gaan meer betalen, of maken nog minder kans op een woning – door de plotselinge bevriezing van de huren, die al in juli ingaat, kunnen de woningcorporaties naar eigen zeggen minder huizen bouwen.

Hier zie je een onderbelicht probleem van regeren met de PVV: die partij is niet alleen antidemocratisch, maar ook anti-ideologisch. Haar programma bestaat uit bijeengeraapte standpunten die goed vallen bij de achterban, maar bevat geen overkoepelend idee over waar het heen moet met het land en hoe dat moet worden betaald. Onderhandelt zo’n partij met een economisch rechtse partij als de VVD, dan leidt dat, zoals we zien, tot een vreemde combinatie van begrotingsdiscipline en nivellering. Het ontlokte Marianne Zwagerman in haar Telegraaf-column de vertwijfelde uitroep: „Hoeveel linkser gaat dit ‘rechtse’ kabinet nog worden?”

Naast de ideologische is er nog de bestuurlijke schizofrenie. Terwijl NSC in haar hoekje van het kabinet zit te knutselen aan bestuurlijke vernieuwing, ondermijnt PVV-minister Faber in een ander hoekje de rechtsstaat. Dat laatste lijkt NSC niet het eigen probleem te vinden. „Wij dieselen goed door”, zei Nicolien van Vroonhoven stralend tijdens het ‘lintjesdebat’ twee weken geleden. „Wij zijn dus echt op dreef.” En inderdaad, NSC-minister Judith Uitermark (Binnenlandse Zaken) werkt vlijtig aan een Constitutioneel Hof, een nieuw kiesstelsel en een wet die de onafhankelijkheid van inspecties moet vastleggen. Zo lang wij schaven en timmeren aan de rechtsstaat kan er niets gebeuren, lijken ze bij NSC te denken.

Maar goed bestuur is méér dan bestuurlijke hervorming. Het gaat ook (of zelfs vooral) om het maken van goede wetten en het openstaan voor kritiek erop. In plaats daarvan gaf Marjolein Faber al bij voorbaat aan niks te zullen doen met het Raad van State-advies over haar asielwetten. Het algemeen belang interesseert haar niet, alleen het PVV-belang. (Waarbij ik moet benadrukken dat het PVV-belang iets anders is dan het belang van PVV-kiezers. Het is in het belang van PVV-kiezers dat er asielwetten komen die werken, in plaats van asielwetten die de problemen verergeren.)

Goed bestuur gaat daarnaast om betrouwbaarheid en langetermijndenken. Dit kabinet is geen betrouwbare partner voor bijvoorbeeld gemeenten en woningcorporaties, die in onzekerheid leven – rondom de spreidingswet, of worden verrast – met de huurbevriezing. Het ontwikkelt geen langetermijnplan voor zo’n groot probleem als stikstof, waardoor de boeren nog steeds in onzekerheid zitten. Het weet nog steeds niet of slachthuizen, kassen en distributiecentra juist wel of juist niet een aanwinst zijn voor onze economie. Het gaat daar ook niet uitkomen, wat deze jaren tot verspilde tijd maakt.

Vier jaar na de „radicale plannen” voor politieke vernieuwing zitten we met een suf en indolent kabinet. Het presenteert zich graag als vernieuwend en baanbrekend (hoop, lef en trots!), maar is feitelijk het tegenovergestelde. Het is van alles tegelijk (links en rechts, voor en tegen de rechtsstaat), en daardoor ook veel niet. Wat het vooral doet is samen de tijd doden totdat de peilingen beter worden. Ik kan ze vertellen: dat gaat op deze manier niet gebeuren.

Floor Rusman ([email protected]) is redacteur van NRC