Column | Humor is ook een gesprek

Het Melkvarken van Robert Schuit en Het archief van Thomas Heerma van Voss, beide net verschenen, hebben minstens drie dingen gemeen. Eén: het woord ‘beletselteken’ komt erin voor. Twee: ze gaan over zoons en aan kanker stervende vaders. Drie: de zoons en de vaders kunnen niet met elkaar over emoties praten.

Uit Het Melkvarken: „In de duinen zullen we op de foto gaan met de hele familie. Mijn vader zal zulke grappen maken: ‘Deze foto kan wel op mijn kist.’ Daar lachen we dan om omdat lachen om ongeluk ons makkelijker afgaat dan onze emoties tonen. Mijn moeder zal haar gezicht betraand afwenden.”

In Het archief wil de vader, die steeds zieker middenin de woonkamer ligt, geen wezenlijke gesprekken voeren. Op de nogal plotselinge vraag van zijn vrouw wat hij eigenlijk van hun huwelijk vindt, zegt hij: „Ik heb geen hapklare recensie paraat.” De jongste zoon hoopt toch dat er nog iets van belang gezegd wordt. „Zoals vaker die dagen speelde irritatie op, richting mijn vader, richting mezelf. Praat niet in die algemeenheden, stel belangrijke vragen, zet de radio eens uit.”

Voor veel van mijn generatiegenoten is het ouder worden en sterven van hun ouders niet alleen een verdrietige, maar ook een frustrerende aangelegenheid. Zelf zijn ze geoefend in praten over gevoelens: dat leerden ze in therapie of coachingsessies, uit zelfhulpboeken, in gesprekken met vrienden of op LinkedIn. Dat geldt niet voor hun ouders. In ‘hun tijd’ zat bijna niemand in therapie, en praten over gevoelens hoefden en hoeven ze niet, zéker niet als man. In plaats daarvan wordt om moeilijke dingen heen gepraat, of worden ze afgedaan met een grap.

In Het Melkvarken: „Mijn vader vraagt ons op te sommen wat we hem moeten meegeven in zijn kist. Voor de zoveelste keer dreunen we op: ‘Een zaklamp. Een boormachine. Een mobiele telefoon.’” Even verderop: „Mijn vader zegt dat hij erg moest lachen om de stukjes over zijn naderende dood die hij las in mijn vorige boek.”

De zoon doet zelf mee met het grappen maken. Wanneer de kanker terug is: „‘Als ze ooit een Triviant over je leven maken’, zeg ik, ‘dan is kanker vast een van de categorieën.’”

Sommige mensen zouden zeggen dat deze mannen ‘humor als schild gebruiken’. En dat vinden ze, needless to say, slecht. In onze tijd wordt het tonen van emoties, en het bespreken ervan, als het hoogste gezien. Dat moet allemaal heel serieus en letterlijk gebeuren.

Een vriend van me heeft een zieke vader, en voelt nu de druk om met hem te praten – écht praten. Dit is iets wat ze nooit hebben gedaan en waarin ze beiden niet goed zijn. „Wat wil je dan bespreken?”, vraag ik. Dat weet hij niet. Hij heeft niet per se iets te zeggen, maar nu het einde nadert moet er toch ten minste één Echt Gesprek zijn.

Ik denk dat dit een misvatting is. Vooropgesteld: het is goed om zware onderwerpen te bespreken, en het kan pijnlijk en zonde zijn als iemand daarvoor wegduikt. Maar praten over pijn en verdriet is niet de enige vorm van intimiteit. Dat realiseert de jongste zoon in Het archief zich uiteindelijk ook. Als zijn moeder haar beklag doet over het gebrek aan „hecht contact en diepe gesprekken” in deze laatste fase, denkt hij: „Uiteraard had ze gelijk, en toch had ik het idee dat hij en ik dit ook samen deden, weliswaar vooral in stilte, maar voor intimiteit zijn niet altijd woorden nodig. En ik gunde mijn vader zijn onmogelijkheden, zijn lompheid, zijn zwijgen. Ik wilde hem juist nu geen gesprekken of gebaren opleggen waar hij nul behoefte aan had.”

In plaats daarvan eten ze chocolademousse en bekijken ze films en voetbalwedstrijden. De zoon verzorgt en observeert, de vader moppert en grapt. Over een bord ‘vergeten groentes’ die een oude vriend komt brengen: „Volkomen terecht vergeten, deze groentes.” Bij het kijken van een talkshow: „Die ijdeltuit Twan Huys heeft zijn haar laten verven.” Op de vraag van zijn zoon of hij altijd al zo vaak moest plassen: „Welnee. Ik heb Schindler’s List laatst nog zonder onderbreking gekeken.”

Ik ben geen ervaringsdeskundige – mijn ouders leven nog, en zijn niet ziek – maar al lezend in deze boeken denk ik: misschien gaat het er vooral om dat je aandacht voor elkaar hebt. Samen iets zien, horen of proeven kan net zo intiem zijn als het ontleden van je emoties. Small talk kan evenveel lading hebben als een Echt Gesprek. En humor is in dit soort situaties niet per se een schild. Het kan ook een manier zijn om ellende wat lichter te maken, of zelfs om er indirect over te ‘praten’.

Nog iets wat Het Melkvarken en Het archief gemeen hebben: door de grappen schemeren alsnog de pijn en de tederheid heen.

Floor Rusman ([email protected]) is redacteur van NRC