Mini-stadhuisjes moesten het worden, in elke wijk één. Iedere Rotterdammer moest er zo binnen kunnen lopen om iets aan de gemeente te vragen of iets te regelen. Geen lokettenjungle maar de gemeente dicht bij de burger. Dát was het gouden idee achter de wijkhubs, die vanaf 2021 in Rotterdamse wijken verschenen. In 2023 waren het er 29, inmiddels zijn het er 39.
En, werkt het? Dat wilde Sophie Hunter (23) weten voor haar onderzoeksstage bij de Rotterdamse ombudsman (een vrouw, Marianne van den Anker). De studente bestuurskunde ging als mystery guest twintig wijkhubs langs. Ze deed alsof ze een studente was die net in de wijk was komen wonen.
Een makkelijke vraag had ze bedacht. Want om nou de wijkhub-ambtenaren meteen zwaar aan het werk te zetten met niet-bestaande schulden of achterstallig onderhoud aan een denkbeeldige huurwoning. Ze wilde weten wat er voor jonge mensen zoals zij te doen was in de wijk.
Wat opviel? De openingstijden verschillen enorm. Bij de ene hub kan de wijk-bewoner drie uur per week terecht, bij de ander drie dagen per week een paar uur per dag.
De deur was vrijwel altijd dicht, zodat ze tijdens openingstijden moest aanbellen. Meestal stapte ze dan een kantoor binnen waar gemeenteambtenaren achter computers zaten. Die mensen zag ze van buiten al door het raam zitten.
Iedereen leek overdonderd door het feit dat ik binnenkwam, zegt Sophie. „Daar waren ze duidelijk niet aan gewend.” Het gesprek ging meestal onhandig staand tussen de bureaus. Koffie werd de helft van de keren aangeboden. In Schiebroek was de deur dicht en bleef dicht. In Overschie werd ze weggestuurd. „Ze gingen net in overleg.”
In Charlois zit de wijkhub in de bibliotheek. Waar is de wijkhub, vroeg ze aan de baliemedewerkster. Waar heb je het over, vroeg die verbaasd. Sophie liep een rondje door de bieb. Ze vond een handvol gemeenteambtenaren aan een tafel. Dát was de wijkhub.
Twee keer ging het beter: in Crooswijk was er een gastvrouw die tijd voor haar maakte. De hub in Oosterflank bood informatiesessies aan. Niet voor een studente op zoek naar nieuwe vrienden of activiteiten. Wel nuttig: hoe beveilig je je huis? Hoe voorkom je brand?
Voor haar onderzoek had ze ook andere wijkbewoners willen vragen wat ze van de hub vonden. Dat mislukte. Bij alle twintig hubs was ze de enige bezoeker.
Sophies aanbevelingen om de gemeente dichter bij de bewoners te brengen, zijn dus simpel: zet de deur van de hub open. En ook wat vaker. Kom achter je bureau vandaan. Groet je gasten.
Misschien komt dan er eens een buurtbewoner binnen.
Sheila Kamerman vervangt deze week Gemma Venhuizen.
Het idee van een Europees hogesnelheidsnetwerk heeft een onweerstaanbare aantrekkingskracht. Ook in het opiniestuk van Hidde Boersma en Floris Kreiken, over het herwinnen van centrale overheidscapaciteit kwam het weer terug (Progressieven, zet weer vol in op een overheid met power, 11/6).
Een netwerk van hogesnelheidstreinen oogt modern, past in het groene narratief en is politiek verleidelijk. Maar in werkelijkheid is het een buitengewoon dure manier om opvallend weinig te bereiken.
Een veelgehoord argument is dat het netwerk een milieuvriendelijk alternatief is voor korteafstandsvluchten. Maar dat is het niet: het daadwerkelijke vervangingspotentieel is slechts marginaal. Met het huidige netwerk is slechts twee tot vijf procent van de Europese vliegbewegingen realistisch te vervangen door de trein, wat ongeveer een procent van de CO2-uitstoot van de luchtvaart vertegenwoordigt. Een volledig dekkend Europees hogesnelheidsnetwerk zou dat aandeel verhogen tot zo’n vijftien procent, ongeveer vijf procent van de CO2-uitstoot van de luchtvaart. Maar om dat laatste te bereiken zijn honderden miljarden euro’s nodig, en de daarmee gepaard gaande natuurverwoesting en milieuschade staan in geen verhouding tot het beoogde effect.
Bespaarde uitstoot
Want het project is enorm duur: één kilometer spoor kost in vlak terrein al snel 20 tot 30 miljoen euro, en in bergachtig gebied kan dit oplopen tot 50 miljoen of meer. De ecologische rekening is minstens zo hoog. Het spoornetwerk doorsnijdt vaak kwetsbare natuurgebieden en vereist enorme hoeveelheden beton en staal. De CO2-uitstoot die vrijkomt tijdens de aanleg is zo substantieel dat het decennia kan duren om deze te compenseren, als dat al ooit gebeurt. Het is bovendien een van de minst efficiënte manieren om uitstoot te besparen. De kosten per bespaarde ton CO2 via nieuwe projecten kunnen oplopen tot wel duizend euro, een veelvoud van wat andere klimaatmaatregelen kosten.
De fundamentele kracht van luchtvaart is haar flexibiliteit: de infrastructuur bestaat uit relatief goedkope knooppunten, de luchthavens, en de routes passen zich aan de vraag aan. De trein zit gevangen in vaste, kapitaalintensieve routes. Bovendien staat de luchtvaart niet stil. Moderne vliegtuigen zijn aanzienlijk zuiniger en de ontwikkeling van duurzame vliegtuigbrandstoffen is in volle gang. Hoewel de opschaling van die brandstoffen een enorme opgave is, maken deze gebruik van een bestaande, flexibele infrastructuur van vliegtuigen en luchthavens, in tegenstelling tot de starre, immense investering die een nieuw spoornetwerk vereist. Europa kan zich beter richten op het versnellen van die introductie en het voortouw nemen in deze industrie van de toekomst.
Auto-industrie
Intussen ondergaat de auto-industrie een snelle transformatie. Elektrische voertuigen zijn inmiddels gemeengoed geworden, wat autorijden schoner en goedkoper maakt. De volgende stap is de geleidelijke invoering van autonoom rijden, wat de auto een steeds aantrekkelijker alternatief maakt voor langere reizen. En de auto biedt wat de hogesnelheidstrein nooit kan: volledige flexibiliteit van deur tot deur, zonder overstappen of dienstregelingen. Internationaal vervoer betreft doorgaans incidentele in plaats van dagelijkse verplaatsingen, waardoor het effect op bereikbaarheid of filedruk te verwaarlozen is. Deze revolutie voltrekt zich op infrastructuur die we al hebben en wordt met elke software-update beter.
En dan is er nog het veelgehoord argument over de economische groei die een omvattend hogesnelheidsnetwerk zou veroorzaken. Een snellere verbinding tussen steden leidt tot meer handel en toerisme. Maar wie dieper graaft, ziet dat de beloofde baten vaak rusten op te rooskleurige passagiersprognoses en onderschatte kosten. Als er al economische voordelen zijn, concentreren deze zich ook nog eens doorgaans in de grote, toch al welvarende stadscentra. In de praktijk zullen de nieuwe spoorlijnen de economische activiteit verder centraliseren in de grootste hubs, wat leidt tot het uithollen van de kleinere steden die het netwerk juist zou moeten helpen. Het resultaat is geen wijdverspreide welvaart, maar een verdere versterking van de toch al oververhitte centra, vaak ten koste van de omliggende regio’s.
Optimalisatie van het oude
Dit alles betekent niet dat de hogesnelheidstrein waardeloos is. Op drukke corridors tussen grote steden, zoals Amsterdam-Parijs, biedt de trein duidelijke voordelen en heeft hij zijn waarde bewezen. Het al bestaande Europese netwerk moet dan ook gekoesterd en geoptimaliseerd worden.
Maar het bouwen van compleet nieuwe lijnen is economisch en ecologisch onverantwoord.
Het vergt moed om nee te zeggen tegen projecten die prachtig ogen maar niet maar niet brengen wat we werkelijk nodig hebben. Het tijdperk van het bouwen van grootse, nieuwe netwerken is voorbij.
Max Engelander (67), voorheen inspecteur bij de Amsterdamse politie, bestelt één kroket met één boterham – „bruin graag” – en beslist niet meer, want hij is trots op zijn getrainde lijf en wil niet aankomen. In de sportschool staat hij graag op de stairclimber – „je verbrandt 600 calorieën in een halfuur” – en dan zijn er nog de apparaten voor de kracht. Ja, werken doet hij ook nog, harder dan ooit eigenlijk, sinds hij in 2011 een bedrijf is gestart in kogelwerende vesten. „Dat loopt zo goed dat ik drie jaar geleden bij de politie ben gestopt.” Hij verkoopt zijn vesten over de hele wereld, behalve aan landen als Iran of Rusland of Noord-Korea. „Dat is mijn morele kompas.”
We zitten in de brasserie van hotel De Roode Leeuw op het Damrak, waar niets nog herinnert aan de herberg die Simon Pietersz hier in 1454 opende. Of nou ja, die herberg stond toen nog op de Dam. Maar hij heette al wel De Roode Leeuw en het hotel (nu vier sterren) geurt graag met de geschiedenis, die dus teruggaat tot de middeleeuwen. In de negentiende eeuw was er op zondag een levend orkest en zaten mannen – alleen mannen – te schaken. Nu zit je tussen de toeristen die hamburgers en friet bestellen, en nooit de tartaar van artisjok of de zomerrisotto met doperwtjes en peultjes die ook op de kaart staan.
Een reportage over het Damrak, vijfentwintig jaar geleden, daar ken ik Max Engelander van. Hij was buurtregisseur bij bureau Burgwallen en liet me met politieogen kijken naar de verloedering die toen vergaande vormen aannam. Zakkenrollers, drugsdealers, naakte meisjes dansend op de bar van café Teasers. De illegale terrassen, de verwaarloosde gevels, de criminaliteit erachter, vooral witwassen. En dat was dan de rode loper vanaf het Centraal Station de stad in. De assistent van de general manager van De Roode Leeuw fantaseerde hardop over een sprinklerinstallatie in de steeg naast het hotel om de dronken mannen die daar ’s nachts tegen de gevel stonden te pissen weg te jagen. Het vocht drong door de voegen en onder de drempels door naar binnen. „Lijkt me prachtig”, zei hij. „Camera’s erop en zodra iemand blijft stilstaan, gaat hier het alarm af. Als het er weer zo een is, zet ik de koude douche aan.”
Net als we na de koffie de straat op willen gaan, gaat zijn telefoon. „De deurbel”, zegt hij.
Ik had Max Engelander gevraagd om weer met me over het Damrak te lopen en te kijken wat er in die vijfentwintig jaar veranderd is. Hij vond het een geweldig idee – „toch een soort reünie” – en is met zijn Birò vanuit Buitenveldert, waar hij woont, naar het centrum gereden. Net als we na de koffie de straat op willen gaan, gaat zijn telefoon. „De deurbel”, zegt hij. De deurbel? „Er hangt een camera naast en zodra er iemand voor de deur staat, word ik gewaarschuwd. Maar het is” – hij kijkt vluchtig naar de beelden – „loos alarm.” Waar is hij bang voor? „Ik ben nergens bang voor. Ik neem voorzorgsmaatregelen.” Hij laat een foto van zijn moeder zien uit 1943, vlak voordat ze werd verraden en naar Bergen-Belsen werd afgevoerd. Een meisje van dertien met links op haar bloesje een Jodenster. „Snap je? Dat gaat ons niet nog een keer gebeuren.” Voor hem is dit de grootste verandering sinds 2000: „Antisemitisme is weer salonfähig.”
Wordt vervolgd.
Jannetje Koelewijn vervangt deze zomer Petra de Koning.
Agressie-oorlogDe ware reden van de Russische agressie is van een geheel andere orde
In zijn betoog voor vrede en de-escalatie (De geesten worden klaargemaakt voor een permanente mobilisatie, 11/7 ) probeert hoogleraar Willem Schinkel begrip te kweken voor het Russische optreden in Oekraïne. Schinkel redeneert vanuit het Russisch perspectief, maar rechtvaardigt dit een nietsontziende agressieoorlog? Is een dergelijke redenering niet een al te grote simplificatie van de werkelijkheid?
Poetin heeft verschillende keren verklaard dat de oorlog in Oekraïne geen territoriaal conflict is en ook niet het (eind)doel is van Rusland. Het gaat volgens Poetin om het omverwerpen van de Westerse wereldorde. De westerse liberale, decadente en democratische samenleving dient te verdwijnen. Zij vormt een bedreiging voor Rusland.
Lees ook
De spirituele crisis van Europa
De ‘ware’ reden van de Russische agressie in de Oekraïne lijkt van een geheel andere orde. Niet het revanchisme en het herstel van Rusland als wereldmacht was de aanleiding voor de inval in Oekraïne. Dat de NAVO een bedreiging vormt voor Rusland is een frame dat vaak door vredesactivisten, maar ook door aanhangers van Poetin wordt gehanteerd. In werkelijkheid vormt het imperialistische en koloniale Rusland een bedreiging voor de Europese veiligheid.
Hoogleraar Schinkel is gepromoveerd op Aspects of Violence. Een onderzoek naar in hoeverre daders van geweld genieten van het plegen van deze daden. Uit zijn onderzoek blijkt dit het geval te zijn. De vraag die zich dan aandient is in hoeverre deze thesis ook op Poetin van toepassing is. Wellicht belemmert dit juist het proces naar vrede.
Theo van den Doeloud-Tweede Kamerlid voor de VVD en veiligheids- en defensiedeskundige
SpiritualiteitEr is geen weg naar vrede, vrede is de weg
Ik ben blij met de opinie van Willem Schinkel, die aangeeft dat de huidige militarisering een diepgaande spirituele crisis is van de (westerse) mens. Opnieuw wordt de angstige mens voortgestuwd door onwetendheid, zoals al eerder in de geschiedenis. Van individualisme en een kritische geest is helemaal geen sprake meer in het (digitale) domein van de hebzucht.
Massaal bewegen we dezelfde kant op, zelfs als die destructief en toekomstloos is. Die permanente mobilisatie wordt vergemakkelijkt door de digitale slavernij. Triest, verdrietig dat we onszelf nog steeds niet in de ogen durven kijken en kiezen voor vernedering van technologisch dogmatisme, door net te doen alsof milieuproblemen niet bestaan en hardnekkig het mantra te reciteren dat miljarden spenderen aan wapentuig daadwerkelijk vrede brengt. Terwijl ieder van binnen weet dat er geen weg naar vrede is, maar vrede de weg is! Dat vraagt moed en creativiteit en een kritische blik naar onze hele economisch culturele orde. Bijna onmogelijk nu we gewend zijn aan een ‘quick-fix’ voor bijna alles en eigen verantwoordelijkheid een vies woord is geworden.
Ook in deze krant wordt het Frans-Britse kernwapenpact „revolutionair” genoemd, terwijl het meer van hetzelfde is op de schaal van gevorderde domheid. Voor vrede is waakzaamheid nodig, geen droombeeld van quasi-stoere leiders die zelf nooit in de loopgraven zullen staan. Tijd voor een nieuwe pacifistische partij? In ieder geval voor veel meer tegengeluid tegen militaristische verspilling en voor geweldloze alternatieve en sociale verdediging.
Theo KosterGiethoorn
BedankjeMoeite om de koers recht te houden
Bij deze wil ik de heer Schinkel bedanken voor zijn mooie bijdrage aan de weekendbijlage van Opinie & Debat.
Het zijn verwarrende tijden en het kost mij als pacifist en gewetensbezwaarde militaire dienst (1971), moeite om de koers recht te houden. De bijdrage(n) van de heer Schinkel zijn een baken in een woelige zee, waarvoor mijn oprecht dank,
Peter LucassenOldenzaal
Nauwe blikHet is tijd voor de-escalatie
Dank, Willem Schinkel, eindelijk iemand die de hysterie rond de nieuwe wapenwedloop durft te betwijfelen.
Nederland was idolaat van de NAVO-conferentie: dat wij zoiets groots mochten organiseren. Onze goedlachse oud premier is niet voor niks NAVO-chef geworden. Zijn beruchte visieloosheid blijkt te hebben plaatsgemaakt voor een apocalyptisch wereldbeeld. Met zijn verbale trucs en geitenpaadjes bereikte hij optische eenheid zodat de narcistische autocraat Trump niet boos hoefde te worden. Ook het koningshuis werd ingezet om stroop te smeren. Willem-Alexander dronk ooit een pilsje met Poetin, nu ontbeet hij thuis in zijn paleis met Trump. Kortgeleden heeft hij letterlijk gezegd dat Nederland zich tot de tanden toe zou moeten bewapenen, een puur politieke uitspraak van onze monarch.
Schinkel heeft gelijk als hij constateert dat propaganda niet alleen door de tegenstanders wordt gemaakt.
De onvermijdelijke neergang van het Westen hoeft niet noodzakelijkerwijs gepaard te gaan met wapenwedloop en dus oorlog. Het is hoog tijd voor een op de-escalatie gerichte Europese politiek in plaats de doodlopende steeg naar een nieuwe wereldoorlog in te gaan.
Jan van EedenHaarlem
VerantwoordelijkheidBel Poetin maar
In de opinie van Willem Schinkel staan enkele overwegingen ten behoeve van vrede, met name Oekraïne, die het overdenken waard zijn.
We moeten bedenken, stelt Schinkel, dat de geschiedenis van Rusland behelst: eeuwen van West-Europese pogingen om Rusland te veroveren. Niettemin moet Rusland vanzelfsprekend niet zijn verantwoordelijkheid ontlopen voor de oorlog in Oekraïne, schreef hij even daarvoor.
Ik raad Schinkel aan om Poetin te bellen en te zeggen: ik begrijp dat u liever geen nieuwe Napoleon of Hitler ziet die uw land binnenstormt. Maar als u nu even Oekraïne verlaat? Dan kunnen we het over vrede en de-escalatie hebben.
Rob BraatBest
Feminisme Wat oorlog brengt
De feministen waarschuwden na de Eerste Wereldoorlog dat het Verdrag van Versailles meer kwaad dan goed zou doen. Ze kregen gelijk. Wat als de Franse en Engelse mannen die aan de macht waren naar de vrouwen hadden geluisterd? De internationale vrouwenbeweging had onder haar eigen leden gezien wat oorlog teweegbracht bij onschuldige burgers.
Ja, pacifisme is belangrijk, evenals diplomatie en bescherming.
Vrede vraagt om vredesretoriek. De nadruk van de media op onbenulligheden tijdens de NAVO-top, door Willem Schinkel beschreven, zie ik in die categorie. Niet vervreemdend, maar wat mensen graag horen en lezen wanneer ze zich veilig voelen.