Een van de belangrijkste interviews van 2024 stond daags voor Kerst in de Volkskrant. Het was een vraaggesprek met Dick Schoof, sinds juli vorig jaar voorzitter van de ministerraad. Het was zo betekenisvol omdat Schoof nergens in het interview op enige politieke opvatting is te betrappen. Zelfs op de vraag waarom hij in 2021 na dertig jaar zijn lidmaatschap van de PvdA had opgezegd, laat hij de lezer in het ongewisse. „Ik was gewoon uitgekeken op die partij en voelde me ook niet bij andere partijen thuis”, zegt Schoof, die kennelijk drie decennia heeft gedacht dat een topambtenaar ter wille van zijn carrière lid moet zijn van een partij en dat uitgangspunt na de electorale teloorgang van de PvdA in 2017/2021 diametraal heeft omgedraaid.
Deze zielloosheid van Schoof was geen toeval. Op Oudejaarsdag liet hij zich opnieuw van zijn apolitieke kant zien. In een gesprek met oogarts Tjeerd de Faber, voorstander van een vuurwerkverbod, zei Schoof aan de vooravond van de jaarlijkse rampnacht dat de Nederlander „niet hoeft te rekenen” op landelijke maatregelen van het kabinet. „Het is echt aan het parlement. In deze coalities zitten geen voorstanders.” Wat hij zelf vond? Geen flauw idee.
School zelf noemt dit „situationeel leiderschap”, zoals het ook heet in managementcursussen. „Wanneer doe ik een stap naar voren? Dat is steeds weer anders. Steeds moet je weer bepalen: wat is de goede route?”
Los van het feit dat hij er na acht maanden kringgesprekken in het Catshuis niet in geslaagd is om zelfs maar de Miljoenennota voor 2025 ordentelijk door het parlement te loodsen – de Eerste Kamer moet de rijksbegroting nog goedkeuren – en los van de gotspe dat hij het toch gepast vindt om een gewichtig klinkend leiderschap op te eisen – leiders benoemen niet zichzelf, maar verwerven die status bij de ander – is vooral zijn openlijke afkeer van politiek engagement zorgelijk.
Nog nooit in Nederland is een ministerraad geleid door een openbaar bestuurder die zo gespeend is van politiek als Schoof. Zelfs de KVP’ers Jan de Quay, de leider van de Nederlandse Unie tijdens de Duitse bezetting die na de oorlog in 1959 zonder ministeriële ervaring ineens premier werd, en Victor Marijnen, de oud-topambtenaar en landbouwminister die hem in 1963 opvolgde, hadden meer politiek in hun donder dan Schoof. Hoewel beiden zich, anders dan de huidige premier, redelijk rustig konden verschuilen achter hun machtige partijleiders Carl Romme en Norbert Schmelzer in de Tweede Kamer.
In dat onpolitieke van Schoof schuilt ‘m het gevaar. Niet op korte termijn. De Gestalt-therapie in het Catshuis, die Schoof aanziet voor ‘situationeel leiderschap’, is op dit moment vooral pijnlijk: voor hem en zijn bewindslieden. Deze week was het de beurt van PVV-minister Dirk Beljaarts (Economische Zaken) om zichzelf te vernederen. Hij zou naar het World Economic Forum in Davos gaan, maar moest na een tweetje van baas Wilders afzeggen.
Maar op langere termijn ligt dat anders. Als zijn bureaucratische apolitiek niets anders blijft opleveren dan begrotingsdisputen en lege beleidsvoornemens, versterkt hij vooral de antipolitieke stemming in het land, die de populisten vervolgens inzetten tegen de pluriforme democratische rechtsstaat.
De wilderianen laten er immers geen misverstand over bestaan dat in hun ideaaltypische natie, waarin Wilders de echte premier van Nederland zal zijn, geen plaats is voor concessies en compromissen. Apolitiek management is niet het kleinere kwaad, zoals journalist Kemal Rijken eind vorig jaar op opiniepagina in deze krant betoogde. Nee, het is koren op de molen van de grafdelvers van ons pluriforme parlementaire bestel.
Hubert Smeets is journalist en historicus. Hij schrijft om de week op deze plaats een column.