Column | Het Europees politiek theater begint eindelijk te rijpen

In Europa Er komt iets tot leven, in Brussel.

In Europa

Toen José Manuel Barroso de allereerste Europese ‘State of the Union’ hield, in 2010, hoonden veel mensen dat weg. Een state of the what? Wat dacht die man wel.

Maar intussen is de jaarlijkse toespraak van de Europese Commissievoorzitter voor het parlement in Straatsburg, bedoeld om de prioriteiten in de Europese politiek voor een breder publiek toegankelijk te maken, toch een ritueel geworden. Een ritueel dat, net als degene die de toespraak houdt, steeds herkenbaarder wordt. Overal in Europa kijken mensen ernaar. De Staat van de Unie die Ursula von der Leyen woensdag hield, werd al weken van tevoren gehyped door de media: de Commissievoorzitter zou niet naar Eurocommissarissen hebben geluisterd, de toespraak wel/niet willen gebruiken om een tweede mandaat te krijgen, of van plan zijn om nieuwe Europese belastingen te bepleiten.

Lees ook: De vijf gezichten van EU-baas Ursula von der Leyen

Dat laatste gebeurde niet. Maar mede door de buzz was er een soort spanning en gingen mensen toch kijken. Nationale beleidsmakers in de hoofdsteden probeerden hun prioriteiten erin terug te vinden. Denktanks en universiteiten hielden debatten met experts die nu op YouTube staan.

Zoals Orwell al zei: democratieën hebben een politieke taal nodig. Woorden doen ertoe. Ook daarom is de Staat van de Unie een Europees ‘dingetje’ geworden. Tekst, opwinding en deliberaties zijn onderdeel geworden van een Europees politiek theater dat eindelijk wat rijpheid begint te krijgen.

Dat is hard nodig. Want we krijgen steeds meer Europa. De oorlog in Oekraïne, covid, klimaatverandering, kunstmatige intelligentie, en de keiharde economische rivaliteit van machtsblokken die Europa willen kleineren en domineren zijn zo ‘groot’ dat lidstaten ze in hun eentje niet aankunnen. Dus moeten ze op steeds meer terreinen de handen ineenslaan. Onderwerpen die vroeger strikt nationaal waren, worden Europees omdat lidstaten erom vragen: gezondheid, veiligheid, defensie.

Onderwerpen die vroeger strikt nationaal waren, worden Europees omdat lidstaten erom vragen: gezondheid, veiligheid, defensie

Daarmee staat Europa in een spagaat. Issues worden Europeser, maar de politiek blijft volslagen nationaal. De Europese democratie is, helaas, een lachertje: de lidstaten nemen alle belangrijke besluiten in Brussel, maar nationale leiders worden nationaal gekozen – om hun land te runnen, niet om Europa te runnen. Die spagaat wordt alsmaar groter. Regeringsleiders zitten steeds meer met hun vingers aan de Europese knoppen. Ze hebben daarbij de expertise van de Europese Commissie nodig, maar proberen het Europees Parlement buiten de deur te houden. Zie de Tunesië-deal in juli: Commissievoorzitter én regeringsleiders tekenden het akkoord – economische steun in ruil voor migratiebeperking –, het parlement werd gepasseerd.

Dit soort deals komen er steeds vaker. Ook bij het economische herstelplan na covid en de vaccinaankopen zaten regeringsleiders in de driving seat. Vroeger had je dingen die Europees geregeld werden (handel, landbouw) en dingen die intergouvernementeel geregeld werden (buitenlandpolitiek). Nu zie je vaak een mix van die twee. Dat is nieuw. Waar dit heengaat, weet niemand. Europa wordt erg afhankelijk van de goodwill van de lidstaten: bij elke nationale verkiezing houdt iedereen de adem in.

Maar het leidt er óók toe dat de Europese politiek eindelijk wat smoel krijgt. Het gaat immers over onderwerpen die burgers aan het hart gaan: zorg, oorlog en vrede, migratie. Burgers volgen beter wat er in Brussel gebeurt. 67 procent zou gaan stemmen als er nu Europese verkiezingen waren – in 2019 stemde maar 50,6 procent.

Er gebeurt dus iets, in Brussel. Er komt iets tot leven daar. Zelfs populisten gaan de Europese politiek in. De hype rond de Staat van de Unie is deel van die ontwikkeling.

Lees ook: Von der Leyen kondigt ‘nieuwe fase’ klimaatplan af met meer aandacht voor industrie

Tijdens een debat in Dublin, woensdag, zei een panellid dat het goed is dat in ieder geval de Commissievoorzitter in haar jaarlijkse toespraak nog ver vooruit kijkt – over uitbreiding, arbeidsmigratie, de rechtsstaat – tot 2030 of 2050. Want iemand moet de long view houden, en de koers uitzetten. Want wat daarna volgt, wordt steeds meer „een zigzag langs lidstaten en de publieke opinie om er te komen”.

Caroline de Gruyter schrijft wekelijks over politiek en Europa.