Column | Het beeld van Modigliani is door die miljoenen die het opbracht niet beter of mooier geworden

Och och, die oligarch. Soms heeft een goed schandaal een opwekkend effect, maar dit is slappe thee. De kop alleen al: ‘Russische oligarch beschuldigt veilinghuis Sotheby’s van prijsopdrijving’. O ja, joh? Prijsopdrijven, dat is het verdienmodel van veilinghuizen. En ook van Russische oligarchen trouwens, hoe dacht je dat die zo mateloos rijk werden? De pot verwijt de ketel.

De oligarch in kwestie is Dmitri Rybolovlev. Het NRC-artikel is een vervolg op oud nieuws, kijk op Pathé Thuis naar de sensationele documentaire The Lost Leonardo (2021), dan zie je hoe diezelfde Rybolovlev diezelfde kunsthandelaar, een boef die Bouvier heet, eerder al reputatiegewijs aftuigde, omdat deze deed wat überrijke zakenlieden (‘ik doe niets wat niet mag’) doen: hoe dan ook de grootste winst pakken.

Amedeo Modigliani: ‘Tête’ (1910-1912).
Foto Sotheby’s

Toen ging het om Salvator Mundi, het miraculeus opgedoken Jezusportret dat van Leonardo Da Vinci zou zijn. Rybolov-lev kocht het voor een absurd bedrag. Dit keer gaat het om een sculptuur van Modigliani. Magnifiek ding, het heet Tête. Bouvier had er 40 miljoen dollar voor betaald. Hij rekende Rybolovlev er 83 miljoen voor, op gezag van, volgens diens advocaat „een hebberige en buitengewoon ambitieuze” medewerker van Sotheby’s – niet gezellig, maar wat geeft het, niemand hoeft bij hem op de thee, maar doe je zaken met zo’n man dan pas je op je tellen. Toch? Maar dat deed de oligarch niet. Hij vertrouwde Bouvier, via wie hij al voor zo’n 2 miljard dollar 38 kunstwerken had gekocht, en dat bleek een vergissing. Zijn eigen vergissing.

Dit gaat over belachelijk veel geld. Waarom koopt zo’n oligarch kunst? Niet omdat hij er ontzag voor heeft of er zielsgelukkig van wordt, het is geldbelegging en dient maar één doel: het moest nog veel meer worden. En dat heeft consequenties. Het is de schuld van dit soort veelvraten dat kunst wordt gereduceerd tot wat de gek ervoor geeft. Want dat beeld van Modigliani is door die miljoenen die het opbracht niet beter of mooier geworden en de Salvator niet meer of minder van Da Vinci.

Zo’n kunstwerk is geen kunst meer. Het zit verscholen in een zwaarbeveiligde villa (zou de bewaker ervan genieten als de beveiligingscamera er overheen glijdt?). Of het zit in een kluis. Het bestaat en het bestaat niet. Schrödingers kunst.

Als geld geen maatstaf kan zijn, wat is kunst dan? Dat is moeilijk uit te leggen, maar de film Le pot-au-feu helpt. Die gaat over gastronomie, maar eigenlijk definieert hij wat kunst is. Er wordt gekookt, er wordt genoten. Een gerecht haalt het beste naar boven, bij de kok (de kunstenaar) en bij de tafelgasten (publiek). En het mooiste is, er blijft niets van over. Alle partijen genieten, en dan is het weg, vervlogen tot een herinnering aan een sensatie. Die je kunt herhalen – maar die altijd net weer anders zal zijn. Dat is kunst. Zo ongeveer.