Column | Het abnormale normaal maken

Het is altijd goed om te weten hoe je vijanden denken. Nee, opnieuw: het is altijd goed om te weten hoe je politieke tegenstanders denken. Vijanden vooronderstellen oorlog, en oorlog is er genoeg in de wereld, dus als het even kan is uitstel van belang.

De analyse van Caroline de Gruyter in deze krant, „Waarom extreemrechts zichzelf ‘het midden’ noemt” was inzicht gevend. Het verklaart hoe de leider van de extreemrechtse FPÖ, Herbert Kickl, die een week geleden de Oostenrijkse verkiezingen won met een programma dat nog weer extremer is dan dat van Wilders, kon zeggen: „Wij zijn nu het politieke midden.”

Kickl flirt met het idee van een wit, christelijk Europa, één tegen de islam, en herdefinieert zichzelf als een ‘middenpartij’, te vergelijken met ons D66 en CDA. Je wordt er duizelig van wanneer bestaande, politieke verhoudingen zo op hun kop worden gezet, en die desoriëntatie zal beslist geen bijvangst zijn voor extreemrechts, want hun kiezers moeten het abnormale normaal gaan vinden, en het ondemocratische een fris idee.

Maar hoe pak je dat aan? De Gruyter verwijst naar de Belgische filosoof Michel Feher, die uitlegt hoe extreemrechts de wereld verdeelt in klassen: producenten en parasieten. Het klinkt ingewikkelder dan het is: degene die extreemrechts stemt vindt zichzelf altijd een ‘producent’, want lid van dat ene, echte volk, ook als zo iemand een uitkering ontvangt. En al die academici, journalisten, ambtenaren et cetera zijn parasieten, want hun werk is zinledige geldverspilling.

Terecht merkt De Gruyter op dat hier ook een scheut marxisme in de mix is gegooid; het aloude onderscheid tussen arbeid en kapitaal wordt ingezet om tot een zogenaamd nieuwe, nationale variant van het socialisme te komen.

Ondertussen wordt het politieke midden gekaapt, en vervolgens bezet door extremisten, die hun kiezers bezweren vooral geen schaamte te voelen voor hun stem, want echt, hartstikke normaal, helemaal het midden.

Ik moest meteen denken aan de journalist Natascha van Weezel, die een boek schreef met de programmatische titel Hoe houd je je hart zacht. Ondertitel: „Een pleidooi voor het radicale midden in tijden van oorlog.” Want oorlog is het tussen Israël en Hamas, en nu dus ook in Libanon. Als Joodse activiste heeft Van Weezel de ondankbare taak op zich genomen niet onvervaard partij te kiezen voor een van de partijen, maar tegen de keer in geloof te blijven houden in dialoog en (zelf)kritiek. Haar ‘radicale midden’ verschilt in alles van dat van de Oostenrijker Kickl, maar als het aan de FPÖ-leider ligt, wordt Van Weezel het gekkie, en hij de standaard.

Ook zonder oorlog is er strijd; strijd om woorden en hun betekenis.

Stephan Sanders schrijft elke maandag op deze plek een column.