Column | Herinneringen zijn plooibaar. Ze verleiden, ze zijn wreed, ze zijn mooi

In Zeeland is het altijd mooi weer (nu ja, dat hield mijn Burgh-Haamsteedse lievelingstante staande, ik weet het nog goed). En in augustus hebben ze daar in Vlissingen een verrukkelijk filmfestival, ‘Film by the Sea’. Ik was er dit jaar maar twee dagen en zag er de mooiste film van deze zomer. Hij heet Poison en hij wordt gedragen door de acteurs Trine Dyrholm en Tim Roth op hun magnifiekst. Het onderwerp is verdriet, maar ik zag vooral een film over hoe herinneringen tegelijk de hel kunnen zijn. Herinneringen zijn plooibaar. Ze verleiden, ze zijn wreed, ze zijn mooi. Ze sussen, ze geven een rotklap. Ze zijn shapeshifters: waar de een op zweert, herinnert een ander zich het tegendeel – en allebei hebben ze gelijk.

Tim Roth en Trine Dyrholm in de film ‘Poison’.

Ik lees Nachttrein naar Berlijn, een direct dierbaar boek waarmee H.M. van den Brink zijn herinneringen uitdaagt hem te overweldigen. Hij stapt in de trein en hoort het ‘kedeng kedeng’ van de rails. Althans, dat denkt hij. Het sussende gebonk van de rails bestaat niet meer, treinen zoeven tegenwoordig. En toch, daar gaan we, ‘kedeng, kedeng’. Er vlaagt van allerlei voorbij, vaak particulier en dromerig maar ook de film Cabaret, meesterwerk over het vooroorlogse Berlijn. Hem leidde de film naar de schrijver Christopher Isherwood. Ik herinner me Cabaret als de film van Liza Minnelli. Ze danst met een stoel, ze zingt: „The continent of Europe is so wide, mein Herr / Not only up and down, but side to side, mein Herr…” En dan zit de nachtclub vol nazi-uniformen en is Europa zo wide niet meer.

H. M. van den Brink is voor mij Hans Maarten, we zijn langer wel bevriend dan niet. Kan ik schrijven over hem en zijn boek? Belangenverstrengeling!, klinkt het streng. Nou, dat moet dan maar. Wat hij schrijft over herinneren, helpt me de kracht ervan te begrijpen en ik heb geen zin om dat te verhelen. Hij zoekt troost, ik zie hem woede ontwijken, hij likt aan het glazuur van de melancholie. Ik vraag me af of je herinneringen de toegang kunt weigeren of naar de uitgang begeleiden. Kan niet, dat leer ik in Nachttrein naar Berlijn.

Inmiddels is Hans Maarten beland bij zijn kindertijd. Bij Wim is weg, een onbetaalbaar goed ‘Gouden Boekje’. Terwijl hij terughaalt wat verhaaltje en illustraties met hem deden, takt mijn herinnering af naar de tijd dat hij correspondent in Madrid was. Hij is even terug en komt langs, zit op de bank met mijn dochter. Zij is zes, hij leest haar voor: Wim is weg, over het jongetje dat op zijn nieuwe rode fiets op pad gaat, ‘naar Spanje’. Het boekje is uit, hij doet het dicht. Ik hoor hoe hij tegen mijn dochter zegt: „Ik wóón in Spanje.” „En ík heb een rooie fiets!”, zegt ze. Ik herinner me hoe zij niet onder de indruk is. Hoe hij een beetje bloost.

En ik wilde dat het vroeger was.