Een tijdje terug stond ik in een café in Naaldwijk stand-upcomedy te doen voor wat je in lieve bewoordingen een ‘mondig publiek’ noemt. Ik had bij het opkomen een grapje gemaakt over de tuinbroek die ik droeg en het Westland, even later vertelde ik iets over uit de kast komen, waarna een vrolijke Westlander schreeuwde: „Haha, uit de kás!” Niet eens een superslecht grapje, ik had hem in de bus vanuit Delft zélf al bedacht, alleen vond ik hem te flauw. Dus dat zei ik ook, en bromde ik iets uit het Standaardwerk voor Mondig Publiek als: „En eh, daarom sta ík hier de grapjes te maken.”
Deze man was een heckler, vrij vertaald: uitjouwer, nog iets vrijer vertaald: asociale droplul. In dit geval wil ik overigens gezegd hebben dat het publiek, ook deze man, geweldig leuk was – geen klachten. Maar in algemene zin is de ongeschreven regel: zit je in het publiek en staat er iemand op het podium, dan houd je je bek. Wat bij een klassiek concert of een theatervoorstelling ook bijna altijd gebeurt, maar bij stand-upcomedy een heel stuk minder. Het is ook een andere dynamiek: je presenteert je als comedian vaak als lekker alledaags, net als je publiek, waardoor er een soort gelijkwaardigheid insluipt. En je gebruikt het publiek ook nadrukkelijk voor stukjes van je set, voor eigen gewin. Meestal is het ook niet erg als het publiek ‘mondig’ is, want dat is voor de meeste comedians alleen maar munitie voor improvisatie of beledigingen – bij een heckler mag je namelijk best ver gaan.
Hij was een heckler, vrij vertaald: uitjouwer, nog iets vrijer vertaald: asociale droplul
Totdat het storend wordt. Heb ik zelf nog niet meegemaakt, maar ik dacht eraan toen ik las wat er was gebeurd tijdens een show van Adele in Las Vegas eerder deze week. Op videobeelden leek een man terwijl de zangeres aan het praten was ‘Pride sucks’ te roepen. En dat tijdens Pride Month! Waarna Adele de man vroeg of hij dat echt zei, het antwoord niet afwachtte en de man vervolgens de grond in boorde. „Kwam je nou naar mijn show om te zeggen dat Pride kut is, ben je fucking dom? Doe niet zo belachelijk. Als je niets aardigs te zeggen hebt, houd dan je mond.”
Daarna gebeurde… het internet. Lof voor Adele: wat een ‘ally’ voor de lhbti-gemeenschap is ze toch, hoe haalt die man het in zijn hoofd? Tegelijk ook steun voor de man uit conservatieve hoek: hij had gewoon gelijk, Pride ís ook kut.
En toen verschenen er berichten van mensen die in het publiek vlak bij de man hadden gezeten. Zij schreven dat de man ‘work sucks’ had geroepen. Wat op andere beelden, met iets duidelijker geluid, ook te horen was. Ik vond het in eerste instantie al zo raar. Ik kon me al geen Pridehatende fan van Adele voorstellen, een zangeres met een grote lhbti-fanschare en die de gemeenschap openlijk steunt. Maar toen bleek Adele ook nog eens net bezig te zijn geweest met een praatje over haar werkweek. Wat ‘work sucks’ toch beduidend logischer maakt dan ‘Pride sucks’.
Toch wel rot voor die man, dacht ik, maar ik weet wel zeker dat hij nooit meer door een optreden heen schreeuwt.
Frank Huiskamp verving deze week Marcel van Roosmalen.
Door een schemerige sluier van mist heen is vaag een tekstprojectie te ontwaren. Het is een opsomming van de elementen waaruit het menselijk lichaam bestaat. Zuurstof. Koolstof. Waterstof. Tegelijk wordt er ook een tekst uitgesproken, maar een knisperend geluid maakt de woorden onverstaanbaar. Geef tekst niet te veel gewicht, lijkt regisseur Romeo Castellucci zijn publiek mee te willen geven, meteen in deze eerste minuten van zijn productie Bérénice. Geef je over aan het niet-verstaan. Het is maar taal.
In Bérénice, toneelstuk uit 1670 van Jean Racine, gebeurt opvallend weinig; zelfs Racine zelf was er verrukt over met hoe weinig handeling hij het in zijn stuk had weten te stellen. Maar, zo schreef hij in zijn voorwoord (hier geparafraseerd): ook spreken is een handeling.
In het kort: Titus (net keizer van Rome geworden) en Bérénice (koningin van Palestina) zijn verliefd, maar omdat het volk van Rome daar niet zo blij mee is, heeft Titus besloten Bérénice te verlaten. Het stuk gaat over zijn poging haar dat duidelijk te maken, en haar poging zich tot die boodschap te verhouden. Racine schreef de tekst in rijmende verzen, waarin de personages zich zo beleefd en beheerst mogelijk uiten, terwijl emoties er door die hermetische vorm halsstarrig onder worden gehouden. Het is in zekere zin de taal zelf, die zich in dit stuk tegen de geliefden keert. Het stuk ontleent zijn dramatische kracht aan het onvermogen met taal uitdrukking te geven aan gevoelens, om werkelijk contact te maken.
Buitengewoon alleen
Regisseur Castellucci benadrukt dit door het stuk te strippen van alle personages, op Bérénice na. Zij staat alleen op het podium, vertolkt door de Franse steractrice Isabelle Huppert. De verzen van Bérénice worden integraal door haar uitgesproken, soms ratelend, soms mechanisch, soms kalm, soms schreeuwend – maar antwoord krijgt ze niet. We zien haar rondslepen met een elektrisch kacheltje op dat grote, koud uitgelichte, mistige speelvlak. Soms is het alsof ze zich onder water begeeft. Ze is buitengewoon alleen.
Wát ze zegt verdient ook aandacht, want hemeltjelief, wat een ongemakkelijk vrouwbeeld krijgen we hier voorgezet. Ontredderd is ze, zegt Bérénice, wanneer Titus haar ontloopt. Haar hart klopt slechts voor hem. Zonder commentaar toont Castellucci zo het vrouwelijke personage zoals dat zo veelvuldig in de (theater- en film)geschiedenis is herhaald (en in die keuze rijmt de voorstelling met het geweldige The Brotherhood van Carolina Bianchi, komende week eveneens in het Holland Festival te zien), namelijk: de vrouw die haar bestaansrecht alleen ontleent aan de begeerte van mannen.
Subtiel maakt Castellucci daarbij de vertaalslag van het personage naar de actrice die haar speelt. „Bérénice is al die tranen niet waard,” staat er bij Racine, wanneer Titus moet huilen. „Isabelle is al die tranen niet waard,” spreekt Huppert. Waar kijken we naar? Naar Bérénice? Naar Isabelle Huppert? Zijn niet beiden, door onze ogen gezien even fictief?
Castellucci, die naast regisseur ook beeldend kunstenaar is, paart Bérénices zelf-kleinerende clausen aan beeldtaal waarin vrouwelijke archetypen te herkennen zijn: de huisvrouw, de heks, het lustobject. Ook hiermee dwingt hij weer aandacht af voor ons kijken zelf: wat zien we, als we naar vrouwenlichamen kijken? Lichamen die, dat weten we best, feitelijk gewoon bestaan uit deeltjes zuurstof, koolstof, waterstof, stikstof.
Als Huppert tenslotte haperend en vertragend, als een machine waarvan de batterij zijn einde nadert, tot stilstand komt, is het niet zozeer het personage, maar het vrouwbeeld dat ze vertegenwoordigt dat we in elkaar zien zakken. „Kijk niet naar mij,” zegt Huppert als de mist is opgetrokken. Die woorden zijn niet van Racine. Ze zegt het kalm, dan luider, dan ijzingwekkend fel. „Kijk niet naar mij.” Bérénice toont: ook kijken is een handeling.
Het was geen fraai gezicht. Klein, schadelijk voor het aanzien van politiek. De week nadat de PVV het kabinet-Schoof had verlaten, gingen de drie overgebleven partijen van het inmiddels demissionaire kabinet, VVD, NSC en BBB, door met waar ze zo goed in waren: ruzie maken. Het ging een week lang over de verdeling van de vrijgekomen kabinetsposten, of liever gezegd: over één post, die van de vertrokken minister Marjolein Faber (Asiel en Migratie, PVV). Haar portefeuille wil iederéén wel, zo bleek. Er komen verkiezingen aan, die, zo is de verwachting, weer gedomineerd worden door het thema asiel. Faber heeft twee asielwetten achtergelaten, die mogelijk nog behandeld kunnen worden vóór de verkiezingen. De overgebleven drie partijen willen daar goede sier mee maken. Omdat ze het allemaal wilden, is de portefeuille nu door de drie partijen onderling verdeeld. Het is een niet te volgen politiek compromis: de VVD krijgt de asielnoodmaatregelenwet, NSC krijgt ‘migratie’, BBB het COA, dat de opvang van asielzoekers regelt.
Zo doen de partijen wat ze de PVV de afgelopen tijd (terecht) verweten: dat de partij van Geert Wilders cynische politiek bedreef over één thema. Het is niet uit te leggen aan kiezers dat zij zich nu aan hetzelfde bezondigen. Bovendien zegt het iets over de invloed die de PVV nog altijd heeft, al is hun rol uitgespeeld in het landsbestuur. Alsof de PVV opnieuw mag bepalen waar de verkiezingen van oktober over mogen gaan, de koers van de volgende maanden mag bepalen, en de rest keurig in het gelid meewandelt. Alle partijen willen nu streng zijn op migratie, vooral asielmigratie. En partijen nemen retoriek en gedrag van de PVV over, omdat ze bang zijn dat de kiezer denkt dat ze soft zijn. Stel dat de PVV in oktober geen enkele Kamerzetel zou behalen (overigens geen realistisch scenario), dan nog zou het PVV-gedachtegoed veilig zijn. Iedereen wil als de PVV zijn, en de drie leiders van de coalitiepartijen blijven zeggen dat ze inhoudelijk geen licht zien tussen hun partij en de PVV.
Zo is Geert Wilders weliswaar vrijwel zeker uitgesloten van een volgende regeringsdeelname, maar is zijn invloed groter dan ooit. Het was het enige juiste besluit van VVD-leider Dilan Yesilgöz om de PVV deze week uit te sluiten. Maar het besluit kwam laat, pas bijna een week na de val van het kabinet. Het had er alle schijn van dat ze onrust in de achterban wilde sussen. Deze zaterdag komt de VVD samen voor een partijcongres, een Liberale Open Dag, zoals zij het noemen. Yesilgöz kan geen discussie over haar leiderschap gebruiken. De reden die ze voor haar besluit gaf, was opvallend procedureel van aard.
Wilders noemde ze een ‘wegloper’, die zijn verantwoordelijkheid ontliep. Dat is waar, en een legitieme reden om de PVV als ongeschikt te beoordelen. Maar de ideeën van Wilders hadden een veel grotere barrière moeten vormen. Wilders is veroordeeld wegens groepsbelediging door zijn ‘minder Marokkanen’-uitspraak van 2014, en heeft daar nooit afstand van genomen. Wilders wil de Koran verbieden, moskeeën sluiten, en Nederland „de-islamiseren”. Die ideeën staan haaks op het liberale gedachtegoed van de VVD én haaks op de democratische rechtsstaat. Het ijskast-verhaal is ongeloofwaardig gebleken. Yesilgöz had iets moeten zeggen over het uitsluitende, discriminerende en haatzaaiende karakter van het PVV-gedachtegoed. Dat zij dat niet deed, wekt de indruk dat ze bang is dat ze de rechtervleugel van haar partij en teleurgestelde PVV-kiezers wegjaagt. Maar duidelijkheid over waar de VVD voor staat is niet alleen moreel juist, het zal op langere termijn in haar voordeel werken. Partijen als de VVD zijn onder invloed van de PVV richting kwijt en ogen uitgeblust, zonder enig zelfvertrouwen. Willen partijen geloofwaardige alternatieven zijn voor kiezers, dan moeten ze daar iets aan doen.
Lees ook
Lees ook: De eeuwige dans tussen VVD en PVV
Dat geldt zeker niet alleen voor de VVD. Ook NSC en BBB wekken de indruk het niet meer te weten. NSC, dat het kabinet inging om de rechtsstaat te bewaken, heeft nooit consequenties verbonden aan uitspraken en opvattingen van PVV’ers in het kabinet. Zelfs niet toen hun enige bewindspersoon van kleur, Nora Achahbar, zich niet langer thuisvoelde in het kabinet. Inmiddels zegt NSC het eens te zijn met de asielplannen van Marjolein Faber, en wilde de partij delen in de eer. NSC is na het recente vertrek van Pieter Omtzigt een stuurloze partij geworden, waar achter de schermen gevochten wordt om het partijleiderschap. Ook BBB zit in zwaar weer, en dreigt maar weinig zetels over te houden. Ook die partij ziet de oplossing in PVV’tje spelen. Partijleider Caroline van der Plas noemde deze week het „beteugelen van de islamisering” een van de redenen waarom BBB in het kabinet zit. Op die manier is er geen PVV meer nodig. Het wordt tijd dat partijen, ook aan de rechterkant, meer investeren in hun eigen verhaal, en minder angstig reageren op alles wat Wilders doet.
Wat kon ze eigenlijk met haar studie bestuursrecht, vroeg Sandra Poels haar vier jaar jongere zus Ingrid eens, wat wilde ze worden? „Burgemeester”, antwoordde die resoluut, in een tijd waarin dat ambt nog bijna exclusief aan mannen voorbehouden leek. Ze zou uiteindelijk de eerste vrouwelijke hoofdcommissaris van de politie-eenheid Limburg worden.
„Napoleon” noemde haar vader Ingrid als kind. Zus Sandra: „Omdat ze klein en stevig was en vanwege haar pit en sterke wil. Als ze iets vond, bleef ze daarop doorgaan. Vaak vanuit haar enorme rechtvaardigheidsgevoel.” Haar beide ouders werkten in het onderwijs, net als later haar zus.
Rond haar twaalfde werd Ingrid verliefd op Rich Schäfer, zoon van goede vrienden van haar ouders. „Die belde ze gerust op en dan vroeg ze mij aan de lijn”, vertelt Schäfer. „Dat waren ongemakkelijke gesprekken. Wat moest ik met dat kind van ruim twee jaar jonger? Zo’n twee jaar later was dat leeftijdsverschil niet meer zo’n dingetje en kregen we wel iets met elkaar.”
Kalverliefde, dacht de buitenwereld. En: gaat wel over, als ze allebei ergens anders gaan studeren. Dat gebeurde niet. Schäfer: „Behalve de liefde hadden we een andere klik. We begrepen elkaar. Eén blik was vaak al voldoende.”
Haar vader noemde haar ‘Napoleon’ wegens haar pit en sterke wil
Na haar studie ging Schäfer-Poels werken bij de gemeente Geleen en kort daarna de fusiegemeente Sittard-Geleen, waar ze uiteindelijk kabinetschef van de burgemeester werd. In 2006 maakte ze de overstap naar de politie. Daar moest ze tegen aardig wat vooroordelen opboksen, zegt zus Sandra: „Ze was zij-instromer, jong én vrouw.” Echtgenoot Rich: „Elke nieuwe functie die ze kreeg, begon moeizaam. Na verloop van tijd kwam er waardering: voor het doorbreken van automatismen en van de strikte hiërarchie, en vooral voor het dingen samen doen, voor haar oog voor de menselijke kant. Iedereen die wegging kreeg bijvoorbeeld een fatsoenlijk afscheid, tot dan geen gewoonte.”
Toen commissaris van de politie Limburg Gery Veldhuis in 2018 naar elders vertrok, zag hij in haar zijn opvolger, al liep ook een aantal mannen zich warm voor de functie. In haar eerste jaar boekte Schäfer-Poels meteen een mooi succes voor haar korps. Twintig jaar na de verdwijning van het elfjarige jongetje Nicky Verstappen kon dankzij grootschalig dna-onderzoek een verdachte worden aangehouden.
„Ze stond voor egoloos en onbaatzuchtig leiderschap, op de mens gericht”, stelt Inge Godthelp-Teunissen, door Schäfer-Poels binnengehaald als plaatsvervangend politiechef. „In landelijke overleggen stelde Ingrid de vragen die niemand durfde te stellen en maakte ze situaties bespreekbaar.” Haar zus herkent dit: „Ook als verder niemand er zin in had, kon ze blijven doorvragen of knuppels in het hoenderhok gooien.” Rich Schäfer: „Tegelijkertijd drong ze op die manier door tot de kern van mensen en problemen. Scherp bevragen was ook haar manier om zich onderwerpen eigen te maken zonder tot in detail alles erover te lezen.”
„Kwetsbaar en transparant durven zijn, dat was Ingrid”, zegt Godthelp-Teunissen. „Maar tegelijkertijd keihard begrenzen als het moet.” Bij het ontslag van een aantal agenten in Noord-Limburg vanwege grensoverschrijdend app-verkeer, oordeelde de rechter achteraf dat ze zorgvuldiger had moeten handelen.
Eind jaren 70
Foto privé-archief
Lockdowns
In 2020 ontdekte ze een knobbeltje in haar rechterborst. De kanker bleek ook in haar lymfeklieren en oksel te zitten. Omdat ze altijd openheid bepleitte, koos ze ervoor het slechte nieuws zelf via een filmpje met haar politiemensen te delen. De leiding overgeven, juist in de moeilijke coronatijd, kostte haar relatief weinig moeite. De lockdowns maakten haar behandeltraject wel extra zwaar en eenzaam. Sandra Poels: „Iets simpels als even met mij knuffelen, kon niet. Toen ik dan toch een beschermpak voor mezelf had weten te regelen en het wel kon, gooide ze haar emoties eruit.”
Na revalidatie keerde ze langzaam terug bij de politie – tot de echtgenoot van haar plaatsvervanger Godthelp-Teunissen plotseling overleed. „Dat betekende dat Ingrid meer moest doen dan op dat moment eigenlijk de bedoeling was”, vertelt zij. De „bizarre” situatie verdiepte wel hun band. Als duo opperden ze het idee om samen de politie Limburg te gaan leiden. Een noviteit in politieland, die volgens Godthelp-Teunissen in eerste instantie op veel weerstand stuitte. Uiteindelijk kwam er toestemming van hogerhand. „Al ben ik nooit bevorderd tot hoofdcommissaris”, zegt ze. „Materieel waren we samen de baas, formeel was alleen Ingrid dat. Maar als we samen op de foto gingen, haalde ze eerst de onderscheidingstekens van haar uniform.”
Privé was haar herstel aanleiding voor een vier-het-leven-feest. Nog meer dan voorheen nam ze de tijd om te genieten van de mensen die haar lief waren, en van mooie vakanties.
Tijdens een reis met haar man naar Mexico in 2023 kreeg ze last van haar nek. Uit onderzoek bleek dat het om uitzaaiingen ging. Die zaten op veel meer plekken, van haar lever tot haar hoofd.
Nu legde ze haar functie definitief neer. De tijd die ze nog had wilde ze besteden aan haar gezin en haar naasten. In een nieuwe video maakte ze dat besluit bekend. Collega’s kregen ook allemaal een kaart met de afscheidsgroet „Geneet van het laeve #houvolhouvast”.
Vooral voor haar puberzonen Stijn en Ruben onderging ze nog een aantal behandelingen. Rich Schäfer: „Met name chemopillen leverden een bonusjaar op, waarin ze mooie dingen met ons allemaal heeft kunnen doen.” Maar afgelopen april ging ze plotseling snel achteruit. Op de laatste dag van die maand overleed zij.
Omdat de dood toch nog onverwacht kwam, moest haar echtgenoot, architect, halsoverkop een kist voor haar gaan maken. „Ik had haar beloofd dat ik voor haar laatste huisje zou zorgen.”
Tijdens de uitvaart haalden aanwezigen vooral herinneringen op aan het persoonlijk leven van Schäfer-Poels. Aan haar liefde voor feest en gekkigheid. Aan haar gulle lach. Aan haar troostende knuffels met de woorden „och, kom hier”.
Rich Schäfer: „Na de uitvaart zag ik voor ons huis een man heen en weer fietsen. Die belde uiteindelijk aan. Het bleek een agent met PTSS die vertelde hoeveel Ingrid voor hem had betekend. Voor die mensen vocht ze net zolang tot ze de vergoeding kregen waar ze recht op hadden. Want de mens moest boven het systeem gaan.”