Column | Hannah-Jones en het patriottische dilemma

Sjoerd de Jong

Eerst die cheque, dan praten we verder. Nikole Hannah-Jones wond er geen doekjes om, in het Rotterdamse theater Walhalla. De sterjournalist van The New York Times sprak daar over haar grootse project 1619, de geschiedenis van slavernij en de noodzaak van herstelbetalingen.

Dat project is een radicale herziening van de Amerikaanse geschiedenis vanuit Zwart perspectief, vanaf het aanmeren in 1619 van het eerste slavenschip in Virginia (onder Nederlandse vlag). Hannah-Jones won er een Pulitzer Prijs mee én werd erdoor de inzet van een nationale controverse. Historici bekritiseerden overdrijvingen in 1619, dat begon als een magazine bij de krant en uitgroeide tot een boek en tv-serie. Trump en andere Republikeinen gingen ertegen tekeer, als een ondermijning van Amerikaanse waarden.

De boodschap liegt er dan ook niet om. Slavernij, legde Hannah-Jones in Rotterdam nog eens uit, was eerst en vooral een „economisch instituut”, dat raciaal werd gelegitimeerd. „Het ging om het roven van andermans arbeid.” Logisch dus dat er ook een financiële afrekening moet volgen. „Er staat een schuld uit” – en die moet worden betaald.

Maar een ongemakkelijk moment kwam pas toen een – ja, witte – vrouw uit het onderwijs begon over het „dekoloniseren van het curriculum”, waar zijzelf mee bezig was. Had Hannah-Jones daar tips voor?

Tot op de achterste rij boorde haar sceptische blik. „Damn. Als u erachter komt hoe het moet, laat het me weten.” Gelach. Gaat het om openbaar onderwijs? Ja.

De sceptische blik verdiepte zich.

Op openbare scholen, antwoordde ze, gaat het niet om waarheid, maar om patriottisme. Scholen moeten kinderen burgerschap aanleren. Dat maakt dekolonisatie van het curriculum moeilijk, zo niet onmogelijk. „Als we ze de waarheid gaan vertellen over Amerika, gaan ze het land haten.”

Dat is ook een persoonlijk dilemma. In The 1619 Project schrijft Hannah-Jones dat haar vader trots een Amerikaanse vlag in de voortuin had. Ze strijdt zodat zwarte burgers evenveel recht hebben om die vlag te laten wapperen. Maar anderzijds, waarom zouden ze dat eigenlijk willen in een land dat hen onderdrukt? „Ik kom er niet uit, die twee zijn niet te verzoenen. Maar we hebben geen ander land.” Zwart zijn in Amerika betekent nog altijd „blijven worstelen”.

Het is een gevoelig punt. Moeten dekolonisatie en zelfreflectie het ‘nationale verhaal’ amenderen en uitbreiden, of het eerst tot de grond toe afbreken?

Achter de signeertafel werd haar gevraagd of kapitalisme in Amerika kan bestaan zonder racisme. „Nee.”

Maar die andere woorden van haar klonken ook na: we hebben geen ander land.

Sjoerd de Jong schrijft wekelijks een column op deze plek.