Column | Halsema laten ontslaan? Ons bestuurlijke bestel staat op het spel

Wie na de brief van burgemeester Halsema aan de Amsterdamse gemeenteraad nog denkt dat zich na de wedstrijd Ajax-Maccabi Tel Aviv een klassieke vorm van voetbalvandalisme heeft voltrokken, vergist zich deerlijk. Het hoofdstedelijke feitenrelaas illustreert overtuigend dat het straatgeweld niet alleen voortkwam uit ongebreidelde solidariteit met de Palestijnse zaak doch ook uit antisemitisme.

Maar dat wil niet zeggen dat er geen onderzoek meer nodig is hoe die „giftige cocktail” ontstond en of die kan worden omgezet naar „herstel van het vertrouwen dat door relschoppers, ophitsers en hooligans kapot is gemaakt”, zoals de driehoek schrijft.

Veel politici in Den Haag zijn daarin echter niet geïnteresseerd. Bang om de toorn op te roepen van feitelijk regeringsleider Wilders („De burgemeester van Amsterdam moet vandaag nog aftreden”), hadden ook zijn coalitiepartners na die donderdagnacht hun analyses meteen klaar.

Nominaal premier Schoof, die sinds 1996 bij talrijke inlichtingendiensten (IND, BZK, NCTV, AIVD, J&V) niets anders heeft gedaan dan vanuit de coulissen de openbare orde dienen en dus beter zou moeten weten, concludeerde, reeds vóór de brief van de driehoek en nog net niet in het Duits, dat een groep Marokkaanse Amsterdammers „moreel volstrekt ontaard” is.

Een dag eerder had coalitiepartner Yesilgöz in een long read de burgemeester zelfs al de wacht aangezegd. „Dus tegen burgemeester Halsema […] zeg ik: het stopt hier.”

Omdat rechtsstatelijk minister Uitermark (Binnenlandse Zaken, NSC), die eerder deze herfst twittercontroleur Wilders het bos had ingestuurd toen die om het ontslag van Halsema vroeg, opzichtig zweeg, is één voorlopige conclusie onvermijdelijk: coalitie en kabinet willen de hoofdstedelijke burgemeester en politie aan hun lot overlaten.

Dat is geen toeval. De regering is al enige tijd systematisch bezig (denk aan jeugdzorg of stikstof) het plaatselijk bestuur buitenspel te zetten. De pregnantste ondermijner van de lokale democratie is minister Faber (Asiel en Migratie, PVV), die de telefoon niet opneemt als burgemeesters met haar willen praten over de asieldeal die zij straks op hun bord krijgen en in hun gemeenten moeten uitvoeren.

Hoe anders was het in het voorjaar van 1980, toen extremistische en iets minder radicale krakers eerst de Vondelstraat met geweld in hun greep kregen en twee maanden later de inhuldiging van koningin Beatrix in de Nieuwe Kerk bijna wisten te bestormen. Toen kreeg burgemeester Polak wel bestuurlijke steun van premier Van Agt en minister Wiegel. Toen weigerden regeringspartijen CDA en VVD juist om de verantwoordelijkheid voor de openbare orde in Amsterdam door de Tweede Kamer te laten overnemen.

Het geweld van toen en nu kent naar zijn sociale en culturele aard talrijke en ook grote verschillen, hoewel ik het aantal antisemieten bij de zogeheten ‘anti-imperialisten’ in de jaren rond 1980 liever niet de kost zou willen geven. Maar dat wil niet zeggen dat het een overbodige luxe is om de ervaringen van vier decennia geleden nog eens op hun actuele waarde te toetsen.

Kern van die historische ervaring is dat Polak en wethouders er toen in slaagden om met beleid de harde kern te isoleren van de grotere krakersgemeenschap. Deze bestuurders maakten hun eigen gelijk wel ondergeschikt aan hun bestuurlijke verantwoordelijkheid.

Misschien zijn Wilders’ twitter-bevelen en Yesilgöz’ dagorder – geen „nieuw beleid”, maar „nieuwe mentaliteit” – slechts ketelmuziek. Maar als ze Wilders’ eis tot ontslag van Halsema steunt, en vervolgens een regeringscommissaris en de koninklijke marechaussee op Amsterdam af worden gestuurd, dan staat ons bestuurlijke bestel op het spel.

Denkend aan 1980 opper ik: ‘meer Polak, minder Wilders’. Zo niet, dan zijn Amsterdam én andere steden in de aap gelogeerd.

Hubert Smeets is journalist en historicus. Hij schrijft om de week op deze plaats een column.