Column | Grijp die kans op een einde aan de moetjes, vluggerdjes, grote-stappen-gauw-thuis

Dus het boekenweekgeschenk 2025 is van Gerwin van der Werf. Het heet De krater. ‘De kater’ las ik eerst. Ik zou zelfs zweren dat het er stond, maar die tikfout vind ik niet terug. Maakt niet uit, De krater is een mooie titel. Verder weten we voorlopig niets, behalve dat dit boekenweekgeschenk een wedstrijd won. Schrijvers stuurden anoniem een novelle in, een jury oordeelde. Die procedure leidde in 1948 met Oeroeg tot Hella Haasses literaire zegetocht. Helaas is vergeten dat na Haasse eerst Clare Lennart (in 1949) won en toen Marianne Philips (1950), met minstens zo bijzondere novelles.

Geheimzinnigheid leidt tot discussie, reuring, spanning, wat wil het boekenvak nog meer? In die tijd werd de feestvreugde verder aangewakkerd met nóg een wedstrijd: de lezers werden uitgedaagd om de auteur te herkennen.

Maar na zes jaar was het afgelopen. Nu werd het boekenweekgeschenk op uitnodiging geschreven door gearriveerde auteurs. Aanvankelijk steeds door een man, tenzij het Annie M.G. Schmidt was, maar dat sleet. Met prachtige resultaten (Marga Minco’s De glazen brug bijvoorbeeld), maar ook met moetjes, met vluggerdjes, met grote-stappen-gauw-thuis-proza van pseudoauteurs.

En nu is die wedstrijd terug en rolde Gerwin van der Werf eruit, een auteur die vanwege niet-beroemd nooit geselecteerd zou zijn. In de literaire podcast De nieuwe contrabas liet Van der Werf zich ontvallen dat zo’n wedstrijd nu elke vijf jaar de bedoeling is. Vijf jaar? Doe het weer jaarlijks! Want zie, ineens is de metaalmoeheid ervan af. Er is verbaasde aandacht op onverwachte plaatsen, er is zelfs dramatisch wangedrag, met Ilja Leonard Pfeijffer die een nuffige reactie lanceerde. Eén zin (!) van de Onbekende Schrijver was voor hem genoeg: Mijn erf af! Er is al met al nieuwsgierigheid naar een onbekende schrijver. En dat is mooi. Onbekend is een risico en daar hebben we steeds minder zin in. Ik schaam me, maar ik ken het. Neem de film Flow. De kritiek jubelt, er is een Oscarnominatie, maar… animatie met een kat? Ik ruik lieftalligheid. Laat maar zitten, mij niet gezien.

De kat uit ‘Flow’ in Riga.
Foto Joyce Roodnat



Lees ook

de recensie van ‘Flow’

De kat in ‘Flow’ van Gints Zilbalodis heeft een luizenleventje in een tuin vol kattenbeelden, totdat hij wordt overvallen door een overstroming.

En dan ben ik in Letland, in Riga, waar ik in de schouwburg acteurs zie danken voor het slotapplaus onder een podiumbreed banier, met daarop: ‘Russian warship – go fuck yourself’. Ik voel hoe acuut hier oorlog dreigt, duik weg bij een gedachte aan de metershoge, speelse kater uit de film Flow, midden in de stad gezeten op de a van ‘Riga’, stadspromotie à la ‘I Amsterdam’.

Goed dan, toch maar naar de bioscoop, wie weet.

Ik had ongelijk, Flow is een mirakel. Mooi en raak en roerend volgt hij dieren in de mensloze wereld na een klimaatramp. Ik zie nu dat de film Lets is en daardoor besef ik: die kater op de a is niet speels. Die zit te wachten, op de rand van een vulkaan waar oorlog brandt en opwarming sisselt. Op de rand van de krater.