Column | Gezond

Afgelopen weekend had ik weer eens familiedag en vanwege de enorme omvang van mijn clan was er ditmaal een hele kampeerboerderij afgehuurd, zodat je altijd even kon verdwijnen om stoom af te blazen. Na de zoveelste discussie over de formatie was het mijn beurt om weg te sluipen. Ik verstopte me in een lege slaapkamer en was net weer een beetje opgeladen toen de deur opensloeg.

„Je kunt hier ook nergens even alleen zijn”, riep mijn achterneef (14) toen hij me zag. Chagrijnig schopte hij zijn schoenen uit en plofte naast me op het matras.

„Alles oké?”, vroeg ik.

„Mensen zijn zo stóm”, brieste hij. Wat bleek: het meisje met wie hij verkering dacht te hebben, had die ochtend gezegd dat het niet serieus was. Overigens niet tegen hem maar tegen zijn beste vriend, maar goed, zo gaat dat nou eenmaal op die leeftijd, de belangrijkste mededelingen worden dan nog gedaan via derden zoals je vrienden, de conrector of het RIVM.

„We spraken al weken na school af, en we zoenden ook”, zei hij.

„Waarom wilde ze niet meer?”

Hij snoof.

„Ze vond dat het geen liefde kon zijn, omdat het geen pijn deed.”

Wauw. Iemand die er zulke ideeën op nahield was je beter kwijt dan rijk, maar het leek me nog even te vroeg om hem daarmee te feliciteren. Ik dacht aan het meisje, hoe ze op het idee was gekomen dat de liefde een lijdensweg moest zijn. Misschien keek ze wel series of luisterde ze naar liedjes waarin giftige relaties werden voorgesteld als het summum van hartstocht. Soms zou je willen dat er bij dat soort verhalen, films en nummers een bijsluiter zat waarin jongeren werden gewaarschuwd dat het aangedikte en overgestileerde versies van het leven betroffen die je totaal niet serieus moest nemen en al helemaal niet thuis moest gaan nadoen.

Ik keek naar de mokkende tiener naast me. Ik kon geen arm om hem heenslaan want dan zou ik hem tot kneus maken, dus hield ik maar mijn mond, wat sowieso toch vaak het beste cadeau is dat je als volwassene kunt geven aan een minderjarige.

Hij pulkte wat veren uit een kussen.

„Dit was trouwens geen liefde”, zei hij.

„Wat was het dan wel?”

„Gewoon, een beetje drama.”

Blij verrast keek ik opzij.

„Waarom loop je zo te grijnzen”, vroeg hij achterdochtig.

„Omdat je geen idee hebt van hoe gezond je eigenlijk bent.”

Hij haalde zijn schouders op, ging door met plukken. Langzamerhand ontspande zijn voorhoofd, begonnen zijn mondhoeken aan een kleine klim opwaarts.

Ellen Deckwitz schrijft op deze plek een wisselcolumn met Marcel van Roosmalen.