N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Omwille van een jarige vriendin nam ik op zondagochtend deel aan een sessie geitenyoga. Als stijve hark met een ochtendhumeur en een gegronde angst voor hoorns keek ik er niet naar uit, maar liggend in het stro moest ik bekennen dat ik te snel geoordeeld had. De vereiste lenigheid was minimaal; een bokje met oormerk 73737 vlijde zich liefdevol tegen me aan. Het geknabbel aan mijn haar – dat ongekamd wat weghad van stro – stond ik oogluikend toe.
Na de geitenyoga, in de rij voor geitenyoghurt, hoorde ik twee vrouwen praten over de zoektocht naar het monster van Loch Ness. Voor het eerst in vijftig jaar werd er in Schotland uitgebreid gezocht, compleet met onderwatermicrofoons en warmtescannende drones. „Het zou toch leuk zijn als ze hem vinden”, zei de één. „Die onzin geloof je toch niet?” snoof haar vriendin, om vervolgens te beginnen over chakra healing.
Later las ik dat de zoektocht ‘enkele waarnemingen’ opleverde, maar – surprise, surprise – geen sluitend bewijs. Toch werd er uitgebreid verslag gedaan: ook de NOS deed een plichtmatige duit in het zakje. Paleontoloog Anne Schulp van Naturalis omschreef het onderzoek als ‘het rafelrandje van de crypto-zoölogie’ (de fabelwetenschap waartoe ook de yeti en de eenhoorn behoren) en benadrukte dat de plesiosaurus, waarop het Loch Ness-monster lijkt, 66 miljoen jaar geleden uitstierf.
Nieuws met een hoog opendeurgehalte, en dus geschikte clickbait. We hebben zó vaak over Nessie gehoord dat we er vertrouwd mee zijn geraakt: een verschijnsel dat het mere exposure effect wordt genoemd. Frequentie beïnvloedt familiariteit. Het bontsprietgrijsje en de bruine sponsgaasvlieg, twee zeldzame recent in Nederland herontdekte insectensoorten, mochten wíllen dat ze zoveel aandacht kregen. Want onbekend maakt onbemind én onbeschermd.
Hoe ver de promotiecampagne voor Nessie ging, blijkt uit een stuk uit 1975 in Nature. De auteurs Peter Scott en Robert Rines benadrukken dat het monster een wetenschappelijke naam verdient, juist omdat naamgeving cruciaal is in natuurbescherming. Ze opteren voor Nessiteras rhombopteryx, het Ness-wonder met diamantvormige vinnen. (Al wordt beweerd dat het een anagram is voor Monster hoax by Sir Peter S.)
In een dochtertijdschrift van datzelfde Nature stond deze week dat vrijwel alle skigebieden sneeuwloos raken bij een opwarming van 4 graden Celsius. Oók een open deur (‘duh’, zei een collega) maar desondanks, of juist daarom, vermeldenswaardig. Bij klimaatverandering is immers het omgekeerde aan de hand als bij het monster van Loch Ness. Binnen een halve eeuw is de ‘mythe’ waarheid geworden. In die zin hadden Scott en Rines gelijk: we moeten het beestje bij de naam noemen, of beter álle beesten die met uitsterven worden bedreigd door klimaatverandering, van adéliepinguïn tot zeeolifant. Voor ze door toekomstige generaties tot de cryptozoölogie worden gerekend.