Column | Gaza stelt alles op de proef, ook de journalistiek

Het moet iedereen opvallen, Gaza vormt een breuklijn. Onze cultuur van vrijheid, veiligheid, welvaart, van mensenrechten en democratische rechtsstaat, van ‘rule based’ betrekkingen, is in de schaduw geraakt. Oké, wéér zo’n moraalstukje, zult u denken, en 7 oktober dan? Maar ik ontkom er niet aan. Dan had het hier maar niet De Rechtsstaat moeten heten.

Internationaal zien we afbraak van mensenrechten, van autoritaire druk, van rechtsstatelijke recessie, van het negeren van internationaal recht, bij oorlog bijvoorbeeld. Rusland voert zonder legitieme aanleiding oorlog tegen Oekraïne, dat zich door de EU gesteund weet, maar niet voluit of eendrachtig. We zien internationale organisaties falen, vredesgezanten zijn werkeloos, VN-hulporganisaties worden afgeserveerd. 19de-eeuwse machtspolitiek is terug, met leiders als tiran, keizer of maffiabaas.

De recente NAVO-top hield de alliantie nog nét bij elkaar dankzij een gênant staaltje stroop smeren annex zelfbedrog. De échte vragen waren onbespreekbaar. Misschien kon het ook niet anders. Bestaan die westerse waarden waar de NAVO ooit artikel 5 voor schreef, nog wel? Doet een democratische rechtsstaat als beschermwaardig doel er nog toe? Of is alles machtspolitiek en dus retoriek en reality-tv?

Overal krijgen organisaties, overheden en werkgevers intern vragen. Hebben we vuile handen, laten we ons wel horen, doen we wat we kunnen om dit tegen te houden? Er zijn al twee Rode Lijn-demonstraties geweest met ruim 200.000 burgers. Vorige maand stuurde de (voormalige) top van de rechtspraak een open brief aan premier Schoof met de opdracht „voortvarend te handelen”, gezien de „bijzonder ernstige gevallen van schending van het internationale recht” die „onder onze ogen” plaatsvinden. De laatste keer dat ik de rechtspraak achter een spandoek kon betrappen, was bij de demonstratie van de duizend toga’s in Warschau, destijds tegen het knevelen van de Poolse rechtspraak.

De juristenbrief volgt de trend maar is ook bijzonder. Ook deze groep zegt: „Spreek Israël aan”. De sleutelzin: „Uithongeren en het bombarderen van burgerdoelen zijn oorlogsmisdrijven, en moeten onmiddellijk stoppen om te voorkomen dat genocide plaatsvindt.” Voorkomen dus – niet staken. Want zover is het Internationale Gerechtshof nog niet en dus kennen deze vijfhonderd juristen hun plaats.

Bij de NVJ, de beroepsvereniging van journalisten, deden we hetzelfde, onvermijdelijk. (Persoonlijk feit: ik ben er bestuurder.) Een ingezonden stuk, een brief aan de minister, een persoonlijke ledenoproep. Er zijn ruim 180 Palestijnse journalisten vermoord – de infrastructuur van Gaza wordt er gericht vernietigd, inclusief media. Met als doel de verdrijving van het hele volk. Het beneemt je de adem – alle humanitaire vooruitgang na WO II lijkt naar de filistijnen. Ook het wegkijken is terug.

Zoiets vreet aan je – ook aan je roeping als journalist. Daar horen juist distantie bij, evenwicht, wederhoor en objectiviteit, tenminste als ambitie. Dat valt voor velen nauwelijks meer op te brengen, merk ik. Het kwaad is te dominant. Dat objectiviteit veelal strijdig is met identiteit was een stap die de meesten allang hebben gezet. Iedere journalist is gevormd, opgeleid, heeft cultureel of historisch bepaalde opvattingen – om van gender maar te zwijgen. Bij ons beroep hoort ook engagement, activisme voor de waarheid, zeggen we tegen elkaar. En we zijn ook tegen onrecht, wat we dan verschillend invullen. Net als wat die waarheid dan is. Tegelijk willen de meeste journalisten dienstbaar zijn aan het verschil tussen feiten en meningen. Ik in ieder geval wel.

Gaza heeft ook dat opgeblazen. Althans voor velen. Dit is te groot. Gaat een journalist die op tijdreis in een slavenschip is beland, ook de kapitein wederhoor vragen over de omstandigheden in het ruim? Nee dus. Wie kan er nu nog afzijdig blijven, als kritisch-neutrale toeschouwer, als je voor je werk moet dealen met fascisten, oorlogsmisdadigers of potentaten? Daar zijn letterlijk geen woorden voor.

Is journalistiek juist niet inherent vóór de democratische rechtsstaat? En is het ‘neutraal’ verslag doen van ontkenningen, van het verdraaien, het goedpraten en wegkijken van genocide dan niet óók bijdragen aan het voortduren ervan? Of wordt dit te pijnlijk?

Journalistiek is nooit waardenvrij. De vraag lijkt mij urgent of journalisten niet uit de kast moeten komen – welk perspectief ze kiezen en waarom. Voor of tegen de democratische rechtsstaat. En dus tegen de krachten die dat willen opblazen.

Folkert Jensma is juridisch journalist en schrijft om de week op woensdag.